ECLI:NL:XX:2011:BQ5451

Betreft Trianel-centrale
Datum uitspraak 12-05-2011
Rechtsprekende instantie  Europese Hof van Justitie
Proceduresoort Beroep
Trefwoorden elektriciteitscentrales, milieueffectrapportage-richtlijn (m.e.r.-richtlijn), Verdrag van Aarhus
Bronnen vindplaats

Zaaknummer C-115/09

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Ontvankelijkheid van een partij in een nationale procedure kan niet afhankelijk zijn van voorwaarden die alleen door andere natuurlijke- of rechtspersonen en niet door NGO’s die zich inzetten voor milieubescherming kunnen worden vervuld.
  • De m.e.r.-richtlijn (richtlijnnr. 85/337) biedt een direct recht voor NGO’s om schendingen van Europese milieuregels aan te voeren, als het nationale procesrecht daarin niet voorziet.

Casus

Op 12 mei 2011 heeft het Europese Hof van Justitie op verzoek van het Oberverwaltungsgericht in Nordrhein-Westfalen uitspraak gedaan (een zogenoemde prejudiciële procedure) over de toegang tot de rechter van een NGO (niet-gouvernementele organisatie) in een zaak over het verlenen van een bouwvergunning voor een op steenkolen gestookte elektriciteitscentrale van het bedrijf Trianel.
Het Oberverwaltungsgericht heeft de volgende vragen gesteld:

  1. Volgens het Duitse recht is een beroep alleen ontvankelijk als inbreuk is gemaakt op de rechten van de appellant. Vereist artikel 10bis van de M.e.r.-richtlijn dat NGO’s ook ontvankelijk zijn als zij milieubepalingen bij een nationale rechter aanvoeren die uitsluitend bedoeld zijn om de belangen te beschermen van het algemene publiek, en niet de belangen van individuele personen?
  2. Maakt het uit of het gaat om milieubepalingen die voortvloeien uit het Europese recht (in dit geval de Habitatrichtlijn)? En zo ja, moeten deze bepalingen dan aan bepaalde inhoudelijke eisen voldoen? Als dat het geval is, om welke eisen gaat het dan?
  3. Kan de NGO rechtstreeks een beroep op artikel 10bis van de M.e.r.-richtlijn doen, als het nationale recht de in de eerste vraag genoemde ontvankelijkheidsvoorwaarde stelt?

Overwegingen van het Europese Hof van Justitie
Het Hof beantwoordt de eerste twee vragen gezamenlijk. Artikel 10bis van de M.e.r.-richtlijn (waarin artikel 9 van het Verdrag van Aarhus is opgenomen) stelt als voorwaarde voor ontvankelijkheid van het publiek in nationale procedures ‘voldoende belang’ of ‘inbreuk op een recht’. Voor erkende NGO’s wordt daaraan toegevoegd dat die geacht dienen te worden voldoende belang te hebben dan wel in staat moeten worden geacht om rechten te hebben waarop een inbreuk gemaakt kan worden.
Duits nationaal procesrecht laat ontvankelijkheid echter afhangen van de omstandigheid dat de NGO dient aan te voeren dat het bestreden besluit inbreuk maakt op een individueel recht. Dat levert strijd op met zowel de doelstelling om het publiek een ruime toegang tot de rechter te verlenen, als het doeltreffendheidsbeginsel: milieuorganisaties wordt de mogelijkheid ontnomen toe te zien op de nakoming van Europese milieubepalingen die meestal gericht op het algemeen belang en niet uitsluitend op de bescherming van de individuele belangen van particulieren.
Gelet hierop stelt het Hof dat ‘inbreuk op een recht’ niet afhankelijk kan zijn van voorwaarden die alleen door andere natuurlijke- of rechtspersonen dan milieuorganisaties kunnen worden vervuld, zoals de voorwaarde min of meer dicht in de buurt van een installatie te wonen. Artikel 10bis verzet zich tegen een regeling die een NGO de mogelijkheid ontzegt voor de rechter de schending aan te voeren van een op Europees recht gebaseerde milieubeschermingsregel, op grond dat deze regel alleen de belangen van het algemene publiek beschermt.

Het Hof beantwoordt de derde vraag als volgt: een NGO kan aan artikel 10bis het directe recht ontlenen om voor de rechter in het kader van een beroep tegen een milieuvergunning, de schending van een op Europees recht gebaseerde milieubeschermingsregel aan te voeren, ook al is dit naar nationaal procesrecht niet mogelijk op grond dat de aangevoerde regels alleen de belangen van het algemene publiek beschermen en niet van individuele personen.

Uitspraak
Het Europese Hof oordeelt bevestigend op de vragen van het Oberverwaltungsgericht. Een NGO kan aan de M.e.r.-richtlijn het recht ontlenen om de schending van op Europees recht gebaseerde milieubepalingen bij een rechter aan te voeren, ook al staat het nationale recht dat niet toe omdat de bepalingen niet de rechten van individuele personen beschermen.