ECLI:NL:RVS:2013:149

Betreft Ontgrondingenvergunning Druten
Datum uitspraak 03-07-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden ontgrondingen, vergunningen, Druten
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201209539/1/R4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bij ontgrondingen die in elkaars directe nabijheid zijn gelegen, is sprake van een cumulatie van projecten zoals bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. Zij moeten tezamen worden genomen bij de bepaling of een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht aan de orde is.

Casus

Op 20 augustus 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland een ontgrondingenvergunning verleend voor het ontgronden van een aantal percelen in de gemeente Druten. Aan de vergunninghouder is in 2003 een ontgrondingenvergunning verleend ten behoeve van zandwinning ten zuiden van Deest (Uivermeertjes). De nu bestreden ontgrondingenvergunning ziet op een uitbreiding van deze zandwinning aan de zuidzijde van de bestaande zandwinplas Uivermeertjes (Uivermeertjes Zuid). De uitbreiding beslaat een oppervlakte van 12 hectare.

Volgens een appellante had een milieueffectrapport moeten worden gemaakt, omdat de gedane onderzoeken volgens haar onvolledig zijn. Er had onderzoek moeten worden gedaan naar de samenhang tussen de verschillende ontgrondingen in de omgeving van Deest. Het college stelt dat de aangevraagde en vergunde ontgronding onder de drempelwaarde van 25 hectare blijft, waarboven een m.e.r.-plicht geldt. Volgens het college blijft de voorgenomen ontgronding ook onder de drempelwaarden van 12,5 hectare waarboven het bevoegd gezag moet beoordelen of de voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Ook anderszins is volgens het college geen sprake van omstandigheden zoals bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn, zodat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is. Verder stelt het college dat de omvang van de overige ontgrondingen in de omgeving groter is dan de drempelwaarden. Voor deze ontgrondingen is of wordt volgens het college een MER opgesteld. De effecten zullen daarbij in samenhang worden onderzocht.

Overwegingen van de bestuursrechter
Vergund is een ontgronding met een terreinoppervlakte van 12 hectare. De drempelwaarden die zijn opgenomen in onderdeel C en D, categorie 16.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (terreinoppervlakte van 25 hectare of meer respectievelijk terreinoppervlakte van 12,5 hectare of meer) worden niet overschreden. In geschil is of de gevolgen van de ontgrondingen in het gebied in samenhang moeten worden onderzocht.

Uivermeertjes Zuid grenst aan de bestaande zandwinplas Uivermeertjes. In de nabijheid van Uivermeertjes Zuid zijn twee ontgrondingen voorzien. Dit betreft de ontgronding Geertjesgolf, in samenhang met de ontgronding Voorhaven, en de ontgronding Deesterkaap. Geertjesgolf is voorzien op een afstand van ongeveer 200 meter van Uivermeertjes Zuid. Deesterkaap is voorzien ten noorden van de bestaande Uivermeertjes. Gelet op de ontgrondingen in de directe omgeving van de thans vergunde ontgronding is er naar het oordeel van de Afdeling een cumulatie van projecten aan de orde, zoals bedoeld in bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn. Gelet daarop geldt voor het bestreden besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. De enkele mededeling van het college dat effecten in hun samenhang zullen worden beschouwd bij de m.e.r.-procedures die zullen worden doorlopen voor de andere ontgrondingen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.

Nu bij de aanvraag geen afschrift is gevoegd van een beslissing krachtens artikel 7.17 lid 1 Wet milieubeheer, inhoudende dat geen MER behoeft te worden gemaakt, en er evenmin een MER is overgelegd, had het college de vergunningaanvraag buiten behandeling moeten laten. Door een inhoudelijke beslissing op de aanvraag te nemen, heeft het college gehandeld in strijd met artikel 7.28 lid 2 Wet milieubeheer. Het bestreden besluit dient vernietigd te worden.

NB Zie over de samenhang tussen ontgrondingen eveneens de Afdelingsuitspraak van 19 december 2012, zaaknr. 201109052/1/R2 over het bestemmingsplan “Deest Ontzanding”.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit.