ECLI:NL:RVS:2012:BW9548

Betreft Revisievergunning veehouderij Erp
Datum uitspraak 27-06-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden oprichting, wijziging, uitbreiding, milieueffectrapportage (m.e.r.), vergunningen, Veghel, revisievergunning
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201103730/1/A4
JM 2012, 115 met noot Hoevenaars

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een wijziging van een stalsysteem die geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu met zich brengt, is geen m.e.r.-(beoordelings)plichtig project.

NB: vergelijk uitspraak 201010257/1/T1/A4, 201009491/1/A4 en 201101874/1/A4.

Casus

Op 9 februari 2011 heeft het college van B&W van de gemeente Veghel een Wm-revisievergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij in Erp.
Appellant betoogt onder andere dat ten onrechte slechts een m.e.r.-beoordeling is gedaan. Hij voert in dit verband aan dat bij de beoordeling of de in categorie C14 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud) opgenomen drempelwaarde wordt overschreden, ten onrechte geen rekening is gehouden met het aantal te houden zeugen in de gewijzigde stal 2. Omdat het aantal te houden zeugen in stal 2 na wijziging daarvan en in de nieuw te bouwen stal 8 de drempelwaarde van categorie C14 overschrijdt, had een MER moeten worden opgesteld.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat de aangevraagde verandering van stal 2 niet een zodanige wijziging van de stal met zich brengt dat deze moet worden aangemerkt als de oprichting van een nieuwe installatie als bedoeld in onderdeel A, onder 2, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud). Het feit dat ook de hokindeling in stal 2 wijzigt, maakt dit niet anders. Het college heeft dus terecht gesteld dat de in stal 2 te houden zeugen niet hoeven te worden meegenomen bij de beoordeling of de in categorie C14 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud) genoemde drempelwaarde wordt overschreden.

De inrichting wordt uitgebreid met stal 8 waarin 874 zeugen worden gehouden. Dit moet worden aangemerkt als de oprichting van een inrichting in de zin van onderdeel A, onder 2, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud). Omdat het aantal te houden zeugen in stal 8 de genoemde drempelwaarde niet overschrijdt, bestond geen verplichting om een MER op te stellen.
 
Uitspraak
De beroepen zijn ongegrond.