ECLI:NL:RVS:2012:BW0754

Betreft Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur
Datum uitspraak 30-03-2012
Rechtsprekende instantie  Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Voorlopige voorziening
Trefwoorden Etten-Leur, passende beoordeling, plan-m.e.r., stikstofdepositie, mitigerende maatregelen, alternatieven, buitengebied, bestemmingsplannen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201113345/2/R3
JM 2012, 67 met noot Hoevenaars

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een MER kan onder omstandigheden als Passende beoordeling in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 worden aangemerkt.
  • Een alternatieve plaatsing van een luchtwasser kan vanuit welstands- en landschappelijke oogpunt afvallen als ‘redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief’.

Opm. 1 De Commissie m.e.r. heeft hierover geadviseerd onder projectnr. P2147

Casus

Op 14 november 2011 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur het bestemmingsplan "Buitengebied herziening Bankenstraat 61" vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de Voorzitter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers betogen dat de negatieve effecten van het plan op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Hollands Diep en Ulvenhoutse Bos, onaanvaardbaar zijn. Omdat de uitbreiding van intensieve veehouderij kan leiden tot significante gevolgen, had een zogenoemde Passende beoordeling moeten worden opgesteld. Eventuele mitigerende maatregelen mogen pas bij de Passende beoordeling worden betrokken. Daarnaast vinden zij het onderzoek in het MER onvoldoende, omdat geen redelijke alternatieven zijn meegewogen.

Overwegingen van de voorzitter
De Voorzitter wijst erop dat voor het plan een MER is opgesteld. Gezien de geplande verplaatsing van het veehouderijbedrijf van een oude locatie dichtbij de bebouwde kom naar het buitengebied aan de Bankenstraat, mocht de beëindiging van het bedrijf op de oude locatie als mitigerende maatregel worden aangemerkt. In het MER is ingegaan op de stikstofdepositie op een aantal plaatsen in beide natuurgebieden, vóór en na de uitbreiding aan de Bankenstraat. Ook is de verminderde depositie vanaf de oude locatie berekend.
De Voorzitter ziet niet op voorhand in dat het MER niet kan worden aangemerkt als Passende beoordeling. Omdat de stikstofdepositie op de gevoelige plaatsen per saldo afneemt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast.
Daarnaast overweegt de Voorzitter dat in het MER verschillende typen luchtwassers als alternatief voor de voorgenomen activiteit in beschouwing zijn genomen. De gemeenteraad had vanuit welstands- en landschappelijk oogpunt op voorhand al ernstige bezwaren tegen plaatsing van de luchtwassers op een ander punt dan in het midden van de stal. De Voorzitter vindt voorlopig aanvaardbaar dat de gemeenteraad een andere plaatsing niet als een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief hoefde aan te merken. Daarbij wordt overwogen dat de door verzoekers gewenste plaatsing slechts een beperkte vermindering van geurhinder tot gevolg zal hebben. De alternatieven die in het MER zijn onderzocht kunnen worden aangemerkt als alternatieven die redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen.

Uitspraak
De voorlopige voorziening wordt door de Voorzitter van de Afdeling afgewezen.