ECLI:NL:RVS:2010:BN1933

Betreft Nbw-vergunning IJburg II
Datum uitspraak 21-07-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden natuur, mitigerende maatregelen, externe werking, significante gevolgen, Amsterdam, passende beoordeling, Natura 2000-gebieden
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200902644/1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De begrenzing van Natura 2000-gebieden is onherroepelijk. Deze begrenzing kan als uitgangspunt genomen worden bij het verlenen van een Nbw-vergunning.
  • De Afdeling stelt: “Omdat er geen sprake is van enig nadelig effect op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen, moet de aanleg van de mosselbanken (…) in dit geval niet als compenserende, maar als mitigerende maatregel worden beschouwd”.

Casus

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) hebben een vergunning op grond van art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) verleend voor het realiseren en het gebruik van de woonwijk IJburg, tweede fase, te Amsterdam. IJburg II bestaat uit vier eilanden in het IJmeer met een totale oppervlakte van 218 hectare. De hoofdfunctie van IJburg II is woningbouw. Daarnaast wordt ruimte gereserveerd voor winkels, horeca, kantoren, bedrijven, maatschappelijke en culturele voorzieningen en recreatie.

In beroep zijn de volgende punten aangevoerd:

  1. De Passende beoordeling is ten onrechte beperkt tot de externe werking vanwege het Natura 2000-gebied IJmeer. Niet alleen de effecten op dit Natura 2000-gebied, maar ook de effecten op het projectgebied hadden beschreven moeten worden. Het projectgebied is namelijk ten onrechte niet meegenomen in de begrenzing van het Natura 2000-gebied IJmeer. Hierbij wordt gewezen op Europese jurisprudentie.
  2. Bij de Passende beoordeling zijn ten onrechte mitigerende en compenserende maatregelen betrokken. De aanleg van 132 hectare mosselbanken moet aangemerkt worden als compenserende maatregel. Ten onrechte is niet getoetst aan de ADC-criteria (alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en compenserende maatregelen) uit de artikelen 19g en 19h van de Nb-wet.
  3. De mitigerende maatregelen zijn niet effectief. De gekozen locatie voor de nieuwe mosselbanken is niet geschikt als foerageergebied, omdat deze erg dicht bij de voorziene woningen ligt. De foeragerende watervogels zullen daardoor beïnvloed worden door verschillende bronnen van verstoring, zoals waterrecreatie en externe lichtbronnen.

Overwegingen van de bestuursrechter

  1. Vast staat dat de begrenzing van het Natura 2000-gebied is vastgelegd in aanwijzingsbesluiten van de minister van LNV en dat deze onherroepelijk zijn. Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natura 2000-gebied. De Europese jurisprudentie waarnaar in beroep is verwezen, verandert dit niet. Er is dus terecht alleen gekeken naar de externe werking van het project op Natura 2000-gebied IJmeer.
  2. Om significant negatieve effecten van IJburg II op het Natura 2000-gebied IJmeer te voorkomen worden verschillende natuurmaatregelen getroffen, waaronder:
    a. de realisatie van 132 hectare mosselbank binnen het projectgebied;
    b. het landmaken binnen ringdijken met retourwaterlozingen via bezinkingsvelden;
    c. het treffen van inrichtingsmaatregelen aan de oevers van de eilanden;
    d. het situeren van stranden aan de westkant van het Middeneiland en deels aan de oostkant van het Middeneiland en het Strandeiland;
    e. het instellen van vaar- en aanlegverboden rond de eilanden van IJburg II, met uitzondering van de IJburgerbaai.

    Vaststaat dat IJburg II op zichzelf beschouwd kan leiden tot vermindering van de foerageermogelijkheden voor de kuifeend, tafeleend, brilduiker, topper en meerkoet, waarvoor het Natura 2000-gebied IJmeer is aangewezen. Uit de Passende beoordeling volgt dat de aanleg van IJburg II inclusief de daarin begrepen natuurvoorzieningen niet leidt tot significante effecten op het IJmeer. De aanleg van IJburg staat de mogelijkheid voor het behoud van het Natura 2000-gebied niet in de weg. Omdat er geen sprake is van enig nadelig effect op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen, moet de aanleg van de mosselbanken naar het oordeel van de Afdeling in dit geval niet als compenserende, maar als mitigerende maatregel worden beschouwd. Mitigerende maatregelen mogen worden betrokken in een passende beoordeling. De ADC-criteria zijn niet van toepassing, omdat GS zich er van hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast.
  3. Uit de Passende beoordeling volgt dat de mosselbanken op minimaal 20 meter van de oevers van de voorziene eilanden worden gepland. Waar de mosselbanken dicht bij de kust komen, worden maatregelen getroffen om verstoring te beperken en waterrecreatie te voorkomen. De invloed van recreatie vanaf het land en waterrecreatie wordt beperkt geacht. Daarnaast foerageren de watervogels vooral ’s nachts en in de winter. In beroep is niet aannemelijk gemaakt dat deze informatie uit de Passende beoordeling onjuist is.

Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de mosselbanken volgens de vergunning tijdig en naar rato dienen te worden gerealiseerd voordat de bestaande mosselbanken door realisatie van de eilanden worden afgedekt. Ook dient het functioneren van de mosselbanken volgens de vergunning te worden gemonitord en kunnen op basis hiervan nadere eisen worden gesteld. Er zijn al twee rapportages beschikbaar waaruit volgt dat de mosselbanken boven verwachting functioneren.

Uitspraak
Het beroep is ongegrond.
Ook het beroep tegen het bestemmingsplan is ongegrond. Zie de uitspraak van 21 juli 2010, nr. 200905219/1/R3.