ECLI:NL:RVS:2008:BG8267

Betreft Bestemmingsplan “Ter Nieuburch”, Rijswijk
Datum uitspraak 24-12-2008
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden m.e.r.-beoordelingsplicht, samenhang, Rijswijk, bioscopen, recreatievoorzieningen, maximale mogelijkheden
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200708283/1
JM 2009, 15 met noot Poortinga

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Reeds bestaande bestemmingen worden niet meegenomen in de beoordeling of sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • Bij het bepalen van het aantal bezoekers van een activiteit, is het handig om gebruik te maken van gegevens over de bezoekersaantallen van een vergelijkbare activiteit.
  • Als er sprake is van samenhang tussen recreatieve voorzieningen, dan moeten al deze voorzieningen gezien worden als één activiteit bij het beoordelen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
  • Bij het beoordelen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht moet uitgegaan worden van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt.

Casus

Het bestemmingsplan “Ter Nieuburch” van de gemeente Rijswijk voorziet in de bouw van twee woontorens, een bioscoop, een grand café en expositie- en culturele ruimten in een gebied met het voormalige gemeentehuis en de bestaande schouwburg. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft dit plan goedgekeurd.

In beroep is onder meer aangevoerd dat voor het plan de procedure van m.e.r.-beoordeling doorlopen had moeten worden. Volgens degenen die in beroep zijn gegaan trekt alleen de bioscoop al meer dan 250.000 bezoekers. Daarmee wordt de drempelwaarde voor de m.e.r.-beoordelingsplicht voor recreatieve voorzieningen (categorie D10.1) overschreden. Daarnaast hadden ook bezoekers van de (bestaande) schouwburg en van de overige (geplande) recreatieve voorzieningen meegenomen moeten worden bij de vraag of een m.e.r.-beoordeling plaats had moeten vinden.

Volgens het college blijft het aantal bezoekers van de bioscoop onder de drempelwaarde. Voor de rest gaat het om zodanig geringe recreatieve mogelijkheden dat de bezoekersaantallen daarvan niet meegerekend hoeven te worden.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling stelt dat de bestaande schouwburg niet verandert, dus dat de bezoekers van de schouwburg niet meegenomen hoeven te worden bij de vraag of de drempelwaarde wordt overschreden.
Verder stelt de Afdeling vast dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat het aantal bezoekers van de bioscoop ongeveer 208.000 zal zijn. Hierbij maakt de Afdeling onder andere gebruik van bezoekersaantallen van vergelijkbare bioscopen.
De Afdeling is het met degenen die in beroep zijn gegaan eens dat tussen de bioscoop en de andere recreatieve functies, waaronder het grand café, samenhang bestaat. Deze samenhang is er, gezien de wijze waarop de planvoorschriften zijn geregeld en gezien de voorziene bouwkundige verbinding. In verband met de samenhang hadden de recreatieve functies als één activiteit moeten worden gezien bij het bepalen van het wel of niet voldoen aan de m.e.r.-beoordelingsplichtige drempelwaarde.
Daarbij merkt de Afdeling op dat een brutovloeroppervlakte van 3000 m2 met maatschappelijke voorzieningen mogelijk wordt gemaakt. Deze bestemming kan op basis van de planvoorschriften totaal ingevuld worden met recreatieve voorzieningen. Voor zover dit al een rol zou spelen in de beoordeling: er is dus geen sprake van geringe voorzieningen zoals het college heeft betoogd. Bij het bepalen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit moet uitgegaan worden van hetgeen maximaal mogelijk is, wat in dit geval een totale invulling met recreatieve functies is. Aangezien de bezoekers aan de overige recreatieve voorzieningen niet zijn meegenomen in de overweging, is de Afdeling van oordeel dat het besluit omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Uitspraak
De beroepsgrond is gegrond. Het goedkeuringsbesluit wordt vernietigd.