ECLI:NL:RVS:2008:BG5896

Betreft Tweede Coentunnel, Amsterdam
Datum uitspraak 03-12-2008
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden verouderd MER, actualisatie MER, actualiteit, samenhang, Amsterdam
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200703693/1
JM 2009, 14 met noot Poortinga

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een MER is verouderd en moet worden aangepast/aangevuld als er sprake is van een aanmerkelijke wijziging in de omstandigheden waarvan werd uitgegaan bij het opstellen van het MER.

  • Zelfs na 10 jaar hoeft er nog geen sprake te zijn van aanmerkelijke wijzigingen in de omstandigheden.

  • Onderzoeken die worden uitgevoerd nadat het MER is gepubliceerd, hoeven niet te voldoen aan de m.e.r.-richtlijnen en hoeven niet langs de Commissie m.e.r. als door deze onderzoeken geen aanmerkelijke wijziging in de omstandigheden aan het licht is gekomen. Wel is het van belang dat de onderzoeken kenbaar worden gemaakt. Zie ook ABRvS van 27 december 2012, zaaknr. 201205043/1/R4.

  • Het is van belang dat de milieueffecten van een voornemen in een MER in cumulatie worden beschreven met de milieueffecten van andere besluiten waarover concrete ruimtelijke besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Casus

Op 21 februari 2007 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat het Tracébesluit “Capaciteitsuitbreiding Coentunnel” vastgesteld. Hiermee wordt voorzien in de aanleg van de Tweede Coentunnel. Op 13 maart 2008 is het Tracébesluit “Capaciteitsuitbreiding Coentunnel-2008” vastgesteld, waarmee het Tracébesluit uit 2007 op het punt van luchtkwaliteit is gewijzigd.

In beroep is onder meer aangevoerd dat het MER verouderd is en niet aan het Tracébesluit ten grondslag gelegd had mogen worden. Verder is in beroep ingegaan op de onlosmakelijke samenhang tussen de Tracébesluiten over de Tweede Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg. Had hiervoor niet één gezamenlijk Tracébesluit genomen moeten worden of ten minste een gecoördineerde procedure doorlopen moeten worden?

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling acht beide beroepsgronden ongegrond. Het MER is 10 jaar oud, maar dat is op zichzelf geen reden om het niet ten grondslag aan het Tracébesluit te mogen leggen. Er is geen sprake van aanmerkelijke wijzigingen in de omstandigheden waarvan tijdens het opstellen van het MER is uitgegaan (art. 7.27, lid 2 Wm). Daarnaast is tussentijds (actualiserend) onderzoek gedaan dat kenbaar is gemaakt en waaruit niet is gebleken dat er sprake zou zijn van aanmerkelijke wijzigingen in de omstandigheden.

Wat betreft de beroepsgrond over de samenhang tussen het Tracébesluit over de Tweede Coentunnel en de Westrandweg stelt de Afdeling dat de Tracéwet er niet toe verplicht één gezamenlijk Tracébesluit te nemen of een gecoördineerde procedure te doorlopen. Wel acht de Afdeling het van belang dat de samenhang tussen beide projecten door de minister is onderkend en dat hier in de onderzoeken rekening mee is gehouden.

Uitspraak
De beroepsgronden zijn ongegrond. Het Tracébesluit wordt niet vernietigd.