ECLI:NL:RVS:2008:BD8871

Betreft Leeuwarden-Zuid, plandeel Techum
Datum uitspraak 30-07-2008
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden woningbouw, Leeuwarden
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200706132/1
JM 2008, 97 met noot Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het eerste ruimtelijke besluit dat in (een deel van de) activiteit voorziet, is besluit-m.e.r.-plichtig. Daarna bestaat er in beginsel geen m.e.r.-plicht meer.
  • Informeer het publiek tijdig en adequaat over de voor de realisering van een m.e.r.-plichtige activiteit benodigde besluiten.
  • Meldt het publiek tijdig en adequaat aan welk besluit/plan de plan-m.e.r.- en/of besluit-m.e.r.-plicht gekoppeld is.

Casus

Het door Gedeputeerde Staten (GS) van Friesland goedgekeurde bestemmingsplan ‘De Zuidlanden, plandeel Techum (2006)’ voorziet in de bouw van ongeveer 450 woningen, een school en een supermarkt. Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijker gebied ten zuiden van Leeuwarden. Dit nieuw te ontwikkelen stadsdeel De Zuidlanden, voorziet in de bouw van ongeveer 6.500 woningen. In beroep wordt een aantal bezwaren aangevoerd ten aanzien van het milieueffectrapport (MER), dat is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het project De Zuidlanden. GS stellen zich op het standpunt dat het MER als zodanig niet meer aan de orde kan komen, aangezien het onderhavige bestemmingsplan niet het eerste besluit is, waarvoor in het kader van de ontwikkeling van het project De Zuidlanden een MER had moeten worden opgesteld. Eerder al werden voor m.e.r. relevante uitspraken met betrekking tot dit gebied gedaan:

  • ABRvS 9 februari 2005 (ook wel ‘Zuidlanden I’, JM 2005/35, m. nt. S. Pieters, zaaknr. 20040168/1).
  • ABRvS 21 september 2005 met betrekking tot het bestemmingsplan ‘De Zuidlanden, plandeel Techum’ (ook wel ‘Zuidlanden II’ genoemd, JM 2005/103, m. nt. S. Pieters, zaaknr. 200501095/2).

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt met betrekking tot het toepasselijke recht dat in aansluiting op de uitspraak van 28 mei 2008 (zaaknr. 200608226/1) toepassing moet worden gegeven aan hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer zoals dat luidt met ingang van 28 september 2006. De Afdeling komt tot de conclusie dat, nu ten behoeve van de ontwikkeling van het deelgebied Techum vrijstellingen ingevolge artikel 19 van de WRO zijn verleend, die voorzien in een gedeelte van voormelde m.e.r.-plichtige activiteit, het aan de orde zijnde bestemmingsplan geen m.e.r.-plicht meer kent. De eerder verleende vrijstellingen voor de bouw van woningen en het bouwrijp maken van een deel van het plangebied zijn in rechte onaantastbaar. Deze dienen derhalve te worden aangemerkt als het eerste besluit waaraan het MER ten behoeve van het project De Zuidlanden is gekoppeld. Belanghebbenden zijn hierdoor ook niet geschaad in hun belangen.

Hiervoor zijn twee dingen van belang:

  1. het eerder, ten behoeve van de vrijstellingen, gemaakte MER is gevoegd bij het bestemmingsplan voor het deelgebied Techum;
  2. de procedures verliepen zoveel mogelijk gelijktijdig.

In de publicatie bij het onwerp-bestemmingsplan ‘Zuidlanden, plandeel Techum (2006)’ staat tevens dat een ieder schriftelijk een zienswijze bij de raad mag indienen over het MER. Dit brengt echter niet met zich dat hieruit mocht worden afgeleid dat het MER uitsluitend in het kader van de procedure omtrent het bestemmingsplan aan de orde kon worden gesteld. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ook in de publicatie met betrekking tot de vrijstellingen melding is gemaakt van het MER en van de omstandigheid dat dit MER mede betrekking heeft op de mogelijke milieugevolgen van De Zuidlanden als geheel.
Uit deze publicaties, in onderling verband bezien, hebben appellanten naar het oordeel van de Afdeling niet kunnen afleiden dat het MER niet in de procedure omtrent de vrijstellingen aan de orde kon worden gesteld. Kennelijk hebben deze aspecten een rol gespeeld. Hieruit kan worden afgeleid dat het dus wel zaak is om het publiek goed te informeren.

Uitspraak
Het beroep wordt ongegrond verklaard.