ECLI:NL:RVS:2008:BD1090

Betreft Bestemmingsplan “De Zuiderklip”, Drimmelen
Datum uitspraak 07-05-2008
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden landinrichting, dijken, Biesbosch, functiewijziging, Drimmelen, natuur, passende beoordeling, buitengebied
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200604924/1
JM 2008, 75 met noten Zijlmans en Pieters

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Onder ‘functiewijziging’ uit categorie 9 van de C- en D-lijst wordt verstaan: een planologische functiewijziging. Dit betekent een wijziging in het bestemmingsplan en geen feitelijke wijziging van het grondgebruik.
  • Of de drempelwaarde van functiewijziging wordt gehaald, wordt bepaald door de functiewijzigingen in het bestemmingsplan bij elkaar op te tellen. De drempelwaarde hoeft niet per categorie van functiewijziging (natuur, landbouw of recreatie) gehaald te worden.
  • Als er sprake is van een wettelijk of bestuursrechtelijk verplicht plan, waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt, geldt een plan-m.e.r.-plicht (art. 7.2a Wm).
  • Of een passende beoordeling moet worden gemaakt hangt af van de vraag of het plan op zichzelf gezien significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Bij het beantwoorden van die vraag mogen mitigerende maatregelen nog niet worden meegenomen.
  • Als voor een project al een Nb-wet-vergunning is verleend, betekent dit niet dat het goedkeuringsvereiste voor plannen niet meer geldt.

Casus

In het vorige bestemmingsplan stond de functie “Spaarbekken met aanliggend natuurgebied”, welke in het nieuwe plan wordt gewijzigd in de bestemming “Natuur/Waterstaatkundige doeleinden”. De oppervlakte van het gebied waaraan in het plan een nieuwe bestemming wordt gegeven is 404,5 hectare, waar nog een oppervlakte bij komt als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Overwegingen van de bestuursrechter
Functiewijziging
Is er in dit geval sprake van functiewijziging, zoals dit is opgenomen in categorie 9 van de C- en D-lijst? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt dat onder functiewijziging een functiewijziging in planologische zin moet worden verstaan. Dit betekent een wijziging in het bestemmingsplan en gaat dus niet om een feitelijke wijziging van het grondgebruik. Bij het bepalen of wordt voldaan aan de drempelwaarde moet geen strikte scheiding worden aangebracht tussen gebieden met een bestemming voor natuur, landbouw of recreatie. Er hoeft niet per categorie voldaan te worden aan de drempelwaarde. De functiewijzigingen bij elkaar opgeteld moeten aan de drempelwaarde voldoen. In casus wordt ruimschoots aan de m.e.r.-plichtige drempelwaarde van 250 hectare voldaan.

Natuur en plan-m.e.r.
Zijn de gevolgen voor de Biesbosch onvoldoende onderzocht? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt allereerst vast dat de Biesbosch is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het plangebied is deels onderdeel van het Vogelrichtlijngebied en ligt helemaal in het Habitatrichtlijngebied.
Er is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) verleend voor het Zuiderklipproject. De Afdeling merkt hierover op dat dit niet betekent dat het goedkeuringsvereiste voor het bestemmingsplan daardoor komt te vervallen.
Gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben gesteld dat uit een rapport volgt dat de gevolgen van het project op lange termijn positief zijn, mits de mitigerende maatregelen in acht worden genomen. Zij hebben dus bij de beoordeling of sprake kan zijn van significante gevolgen betrokken dat bij de uitvoering van het plan mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak is dit niet juist. Bij het beoordelen moeten de gevolgen van het plan als zodanig worden bekeken. Nu bij de beoordeling al mitigerende maatregelen zijn betrokken, kan niet worden uitgesloten dat door het plan als zodanig significante negatieve gevolgen optreden. Er dient dus een passende beoordeling gemaakt te worden. In de passende beoordeling mogen de mitigerende maatregelen wel meegenomen worden. Over de vraag of een reeds uitgevoerd onderzoek gebruikt kan worden als passende beoordeling laat de Afdeling bestuursrechtspraak zich niet uit, omdat er eerst een MER moet worden gemaakt, waarvan de informatie van belang kan zijn bij de passende beoordeling.

Wat betreft de Ffw-ontheffing stelt de Afdeling bestuursrechtspraak vast dat er al een onherroepelijke Ffw-ontheffing geldt. De Ffw staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dus niet in de weg.

Uitspraak
Het beroep wordt gegrond verklaard: er geldt een m.e.r.-plicht op grond van categorie 9 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994. Het bestemmingsplan wordt vernietigd omdat er onterechte geen MER is uitgevoerd.