ECLI:EU:C:2009:311

Betreft Stadt Papenburg
Datum uitspraak 14-01-2010
Rechtsprekende instantie  Europese Hof van Justitie
Proceduresoort
Trefwoorden verdieping, bagger, natuur, vaarwegen, Papenburg, Natura 2000-gebieden
Bronnen vindplaats Zaaknummer C-266/08

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Projecten waarvoor al vóór de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn toestemming is verleend, kunnen toch beschouwd worden als project in de zin van art. 6, lid 3 Habitatrichtlijn. Dit is het geval als het gaat om een project dat doorlopende werkzaamheden inhoudt en dat niet gezien kan worden als één enkele verrichting. Dit heeft als consequentie dat voor dit project een passende beoordeling gemaakt moet worden, indien het project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

Casus

Papenburg is een havenstad aan de Ems in de Duitse deelstaat Niedersachsen, waar zich een scheepswerf bevindt. Om de Ems tussen de scheepswerf en de Noordzee te kunnen bevaren moeten indien nodig baggerwerkzaamheden plaatsvinden. Voor deze werkzaamheden is op 31 mei 1994 onherroepelijk toestemming verleend.
De Europese Commissie heeft de “Unterems und Aussenems” als gebied van communautair belang opgenomen op haar ontwerp-lijst. Zodra de gebieden op de definitieve lijst staan, moet de lidstaten deze gebieden op nationaal niveau aanwijzen als Natura 2000-gebied. De stad Papenburg heeft een vordering ingediend bij het Verwaltungsgericht Oldenburg om te voorkomen dat de Duitsland instemt met de ontwerp-lijst van de Europese Commissie. In dit kader heeft het Verwaltungsgericht Oldenburg de volgende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie:

  1. Is het in het kader van de Habitatrichtlijn mogelijk om als lidstaat geen instemming te verlenen om een gebied op de communautaire lijst te plaatsen om andere redenen dan redenen van natuurbescherming?
  2. Is een passende beoordeling nodig voor doorlopende onderhoudswerkzaamheden in de vaargeul, waarvoor reeds vóór afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn definitief goedkeuring is verleend, als zij worden voortgezet nadat het gebied wordt aangewezen als Natura 2000-gebied?

Overwegingen van het Europese Hof van Justitie

  1. Het antwoord op de eerste vraag is nee. Dit was ook al wel te verwachten na eerdere jurisprudentie van het Hof over de Habitatrichtlijn. Alleen om natuurredenen kan een lidstaat zijn instemming onthouden aan plaatsing vn een gebied op de communautaire lijst.
  2. Het antwoord op de tweede vraag is minder eenduidig. Het Hof gaat eerst na of er sprake is van een ‘plan’ of ‘project’ in de zin van art. 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn geeft zelf geen definitie van deze begrippen. Zoals in eerdere arresten sluit het Hof daarom aan bij het begrip ‘project’ uit de M.e.r.-richtlijn 85/337/EEG. De uitbaggering van een vaargeul kan in dat kader gezien worden als een ‘project’.

Daarna stelt het Hof dat doorlopende onderhoudswerkzaamheden in de vaargeul van estuaria, die geen verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied, en die worden voortgezet na de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn, onderworpen moeten worden aan een passende beoordeling als zij een ‘project’ zijn en significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied.

Dat reeds vóór afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn volgens het nationale recht definitief goedkeuring is verleend, heeft geen invloed op het feit dat elke ingreep in de vaargeul als een afzonderlijk project in de zin van de Habitatrichtlijn kan worden beschouwd. Als dat wel zo zou zijn, dan zouden deze baggerwerkzaamheden bij voorbaat permanent onttrokken kunnen worden aan art. 6, lid 3 Habitatrichtlijn. Daardoor zou dan het doel van de richtlijn, namelijk instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, mogelijk niet volledig kunnen worden gewaarborgd.

In het geval de onderhoudswerkzaamheden beschouwd kunnen worden als één enkele verrichting, kunnen zij gezien worden als één en hetzelfde project in de zin van art. 6, lid 3 Habitatrichtlijn. In dat geval hoeft geen passende beoordeling gemaakt te worden, als voor deze werkzaamheden reeds vóór de afloop van de omzettingstermijn van de richtlijn goedkeuring is verleend. Wel zouden deze werkzaamheden dan onder art. 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn vallen, waarin een algemene beschermingsverplichting is geformuleerd.

Bij het bepalen of sprake is van doorlopende werkzaamheden of van één enkele verrichting, moet rekening gehouden worden met:

  • de vraag of de werkzaamheden telkens opnieuw moeten worden uitgevoerd;
  • de aard van de werkzaamheden;
  • de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Als de werkzaamheden tot doel hebben om de vaargeul op een bepaalde diepte te houden door regelmatige en daartoe noodzakelijke baggerwerkzaamheden, dan kunnen de werkzaamheden aangemerkt worden als één enkele verrichting.