858. Verbetering spoorlijn Utrecht - Arnhem (HSL-Oost / Rail-21)

Verbetering, eventueel verdubbeling, van de bestaande spoorlijn tussen Utrecht – Arnhem – Duitse grens voor binnenlands verkeer (Rail 21) en hogesnelheidstrein (HST-Oost)   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
07-02-1997 Datum kennisgeving
07-02-1997 Ter inzage legging van de informatie
01-05-1997 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
05-10-2000 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
06-10-2000 Kennisgeving MER
06-10-2000 Ter inzage legging MER
31-01-2001 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

Gelet op de complexiteit van het te nemen besluit, dringt de Commissie in haar richtlijnenadvies aan op het hanteren van een duidelijke en navolgbare systematiek bij de ontwikkeling, selectie en rangschikking van vervoer- en lokale alternatieven. Hiervoor doet zij een suggestie waarin te hanteren criteria worden afgeleid uit enerzijds bestaand beleid en regelgeving t.a.v. verkeer & vervoer, RO, leefmilieu, ecologie en duurzaamheid, anderzijds de gestelde verkeer- en milieudoelen. Aandachtspunten voor de milieueffecten zijn beïnvloeding van natuur door grondwaterstromen en voorkomen van verdere versnippering van natuur.  

Verder is het van belang om in het MER een globale beoordeling te geven van alle alternatieven die tot nu toe in beeld zijn geweest, d.w.z. inclusief de alternatieven die in de verkenningsfase zijn afgevallen. Wat betreft tunnels geeft de startnotitie aan dat voordat deze in beeld komen, eerst bezien wordt of problemen met omleidingen opgelost kunnen worden. De Commissie stelt dat beide oplossingen gelijkwaardig afgewogen moeten worden.

De Commissie doet een suggestie voor een werkwijze bij de ontwikkeling van het mma. Hierin wordt eerst per vervoeralternatief een globaal mma ontwikkeld. Deze wordt vervolgens nader uitgewerkt op grond van landelijke doelstellingen. Daarna wordt bezien of dit zgn. ’basis-mma’ leidt tot lokale knelpunten die niet mitigeerbaar zijn. Zo ja, dan wordt een tweede ‘lokaal-mma’ ontwikkeld waarin lokale knelpunten met prioriteit worden opgelost.

De richtlijnen nemen het advies integraal over, met uitzondering van de suggestie voor het mma: alleen een landelijk mma hoeft te worden uitgewerkt.

Tijdens de toetsing constateert de Commissie dat de vastgestelde richtlijnen geen relevant toetsingskader meer vormen, omdat het voornemen belangrijk is bijgesteld. Waar eerst sprake was van het aanleggen en inpassen van twee extra sporen, is het voornemen nu om de bestaande twee sporen te benutten. Het MER is daarop herschreven. Daarom formuleert de Commissie in haar advies een nieuw toetsingkader: het MER moet onderbouwen welke vervoersvraag in de toekomst verwacht wordt; of deze capaciteit, behalve door extra sporen, ook kan worden geboden door benutten; welke van deze twee opties het beste scoort uit milieuoogpunt; welke maatregelen nodig zijn om 200 kilometer per uur te kunnen rijden op de bestaande twee sporen en welke maatregelen bij benutten nodig zijn om geluidhinder en ecologische barrièrewerking te voorkomen of op te lossen. De Commissie heeft niet getoetst of het MER de aanleg en inpassing van twee extra sporen kan onderbouwen, omdat dat nu niet aan de orde is. Indien dit in de toekomst wel aan de orde zou komen, moet een aanvullende m.e.r. worden doorlopen.

De Commissie constateert in haar toetsingsadvies dat het MER voldoende informatie geeft om de vragen in het toetsingskader te kunnen beantwoorden, zij het dat veel van de informatie in achtergronddocumenten staat en niet in het Hoofdrapport. Een essentiële tekortkoming is het ontbreken van een samenvatting. De Commissie raadt aan deze alsnog op te stellen, met een betere samenvatting van de informatie in de achtergronddocumenten. Ook doet de Commissie een aantal aanbevelingen voor verbetering van de informatie, die in de op te stellen samenvatting meegenomen kunnen worden. De Commissie raadt aan het Richtsnoer aanvullingen te volgen, dat wil zeggen de (uitgebreide) samenvatting te publiceren, waarna aanvullende inspraak en toetsing van de aanvullende informatie.

Nieuw is dat voor dit project ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba) is opgesteld. Het m.e.r. heeft een belangrijke functie voor deze mkba als leverancier van de milieu-informatie. De Commissie heeft getoetst of uitgangspunten, onderzochte alternatieven en gebruikte milieu-informatie in mkba en MER overeenstemmen. De resultaten van deze toetsing staan in een apart hoofdstuk van het toetsingsadvies. In dit hoofdstuk doet de Commissie ook aanbevelingen voor optimale afstemming van mkba en m.e.r. bij toekomstige projecten.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. ir. Agema
drs. Gert Jan Baaijens
ir. Hugo Goossens
ir. Pieter Janse
drs. Robert Jan Jonker
ir. Wim Keijsers
dr. Kees Leidelmeijer
ir. Jan Termorshuizen
dr. Nol Verster

Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: drs. Rob Verheem

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Rijkswaterstaat

Bevoegd gezag
Rijkswaterstaat
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Overige gegevens

Gebied: Germany; Nederland, provincie Gelderland; Nederland, provincie Utrecht


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C02.1 tot 1-4-2011: Aanleg landelijke railweg (incl. wijzigen of weer in gebruik nemen)

Bijgewerkt op: 10 jul 2018