ECLI:NL:RVS:2024:5127
Betreft | Bestemmingsplan Woongebied Valkenhorst |
---|---|
Datum uitspraak | 11-12-2024 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Tussenuitspraak - bestuurlijke lus |
Trefwoorden | stedelijke ontwikkelingsprojecten, alternatievenonderzoek, bestemmingsplan, Katwijk |
Bronnen vindplaats | ECLI:NL:RVS:2024:5127 |
Conclusies voor de mer praktijk
- Als in een bestemmingsplan en de daarbij behorende passende beoordeling ook mitigerende maatregelen zijn opgenomen voor een naastgelegen ontwikkeling, hoeft dat niet te betekenen dat de milieueffecten van die ontwikkeling moeten worden betrokken in het MER bij het bestemmingsplan.
- Voor de vraag of de milieueffecten van een naastgelegen ontwikkeling in het MER moeten worden betrokken is de concreetheid van die ontwikkeling van belang en of nog nadere planologische besluitvorming moet volgen.
- Als ontwikkellocaties naast elkaar liggen, maar worden gescheiden door infrastructuur, een verschillend karakter hebben én de eigendomsposities verschillen, is geen sprake van zodanige functionele, feitelijke en organisatorische samenhang dat de ontwikkelingen moeten worden aangemerkt als één stedelijk ontwikkelingsproject.
- Alleen alternatieven die passen binnen de doelstelling van een initiatiefnemer hoeven onderzocht te worden in een MER.
- Ten behoeve van onderzoek naar andere invulling van een plangebied moet een appellant concreet maken welke andere varianten mogelijk zijn en tot welke wezenlijk andere milieugevolgen dit zou leiden.
NB2: De Commissie bracht in 2018 en 2021 adviezen uit over dit project onder projectnummer 3278.
Casus
Bij besluit van 30 juni 2022 heeft de raad van de gemeente Katwijk het bestemmingsplan "Woongebied Valkenhorst" vastgesteld. Het plangebied ligt in de gemeente Katwijk, tussen Katwijk, Leiden en Wassenaar. Het gebied is zo’n 475 ha groot. Het grootste gedeelte van het plangebied werd vroeger gebruikt voor het Marinevliegkamp Valkenburg. Het plan houdt in dat deze gronden worden getransformeerd naar een gebied met maximaal 5.600 woningen in combinatie met de ontwikkeling van bedrijfslocaties en diverse voorzieningen. Voor het plan is een milieueffectrapport (MER) opgesteld.
Appellanten betogen:
- dat bij het opstellen van het MER ten onrechte niet alle ontwikkelingen in ogenschouw zijn genomen die met de verwezenlijking van Valkenhorst samenhangen. De samenhang van de ontwikkelingen ‘Mient Kooltuin’, ‘Valkenburgse Meer’, ‘Zijlhoek en De Woerd’ en ‘Tjalmastrook’ met het voorliggende plan, volgt uit de voor die ontwikkelingen opgestelde gebiedsvisies. Omdat de ontwikkelingsgebieden in elkaars nabijheid liggen en elkaars milieugevolgen (kunnen) versterken, hadden in het MER de effecten hiervan in samenhang moeten worden onderzocht.
- dat in het MER niet de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven zijn onderzocht. Zo is niet onderzocht of er in het gebied ook minder woningbouw kan worden verwezenlijkt, of dat de woningbouw anders over de verschillende deelgebieden kan worden verspreid.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ad 1)
De Afdeling is van oordeel dat de door appellanten genoemde ontwikkelingen terecht buiten beschouwing zijn gebleven in het MER.
Het gebied Mient Kooltuin dient als bufferzone tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied ‘Meijendel & Berkheide’. Het gebied is aangewezen voor sport, recreatieve en maatschappelijke voorzieningen ten gunste van de woonwijk. Over de ontwikkeling Mient Kooltuin overweegt de Afdeling het volgende. In de passende beoordeling die is opgesteld voor het plan zijn ook mitigerende maatregelen voorgesteld voor die ontwikkeling en die maatregelen zijn opgenomen in het plan. Dat neemt niet weg dat voor de verdere ontwikkeling van dat gebied nog nadere planologische besluitvorming moet volgen. De Afdeling vindt aannemelijk dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingplan de verdere ontwikkeling van Mient Kooltuin nog niet zo concreet was, dat de milieugevolgen daarvan in het MER hadden moeten worden betrokken.
Voor de ontwikkeling van Zijlhoek en De Woerd vindt de Afdeling het van belang dat niet kan worden gesproken van een zodanige planologische samenhang met de woningbouwontwikkeling in het bestemmingsplan dat de ontwikkeling in het MER had moeten worden onderzocht. De locaties liggen weliswaar naast elkaar, maar worden gescheiden door infrastructuur en hebben een verschillend karakter. Daarnaast zijn de eigendomsposities binnen de Zijlhoek en De Woerd anders dan in het plangebied Woongebied Valkenhorst. In Zijlhoek en De Woerd is een groot aantal grondeigenaren, waar in het plangebied slechts sprake is van twee grondeigenaren die bij de gebiedsontwikkeling betrokken zijn. In zoverre is dan ook geen sprake van een zodanig functionele, feitelijke en organisatorische samenhang met de in het plangebied voorziene woningbouwontwikkeling dat de ontwikkelingen hadden moeten worden aangemerkt als één activiteit.
Wat de overige genoemde ontwikkelingen betreft, merkt de Afdeling op dat deze zijn vervat in een gebiedsvisie, maar dat nog niet kan worden gesproken van een zodanige mate van concreetheid dat in voldoende mate kan worden vastgesteld dat deze ontwikkelingen zullen worden uitgevoerd.
Ad 2)
De Afdeling stelt voorop dat het antwoord op de vraag welke alternatieven in een MER redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Pas wanneer met de uitvoering van een bepaald alternatief kan worden beantwoord aan de doelstelling van de initiatiefnemer, kan sprake zijn van een redelijkerwijs in ogenschouw te nemen alternatief (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1250, 10.2).
In het MER staat dat het programma en de ambities voor Valkenhorst, die zijn vastgelegd in bestuurlijke afspraken, weinig ruimte laten voor een volwaardig alternatief. Dat wil echter niet zeggen dat alles al is vastgelegd en er geen keuzes of optimalisaties mogelijk zijn. Deze keuzes en maatregelen kunnen gezien worden als kleinschalige alternatieven voor de invulling van het plan.
De raad mocht er daarom van uitgaan dat de uitvoering van het project op een andere locatie dan in het plangebied niet bijdraagt aan de doelstelling van het plan. Het primaire doel van het plan is namelijk de herontwikkeling van de voormalige vliegbasis Valkenburg tot woningbouwgebied, en dus locatie-specifiek. Dit betekent dat de raad in zoverre geen aanleiding heeft hoeven zien om alternatieve woningbouwlocaties in het MER in beschouwing te nemen.
Over het betoog dat in het MER ten onrechte niet is onderzocht of er ook andere invullingen van het plangebied mogelijk zijn, bijvoorbeeld door dat ‘deelgebied -1’ meer wordt verdicht en minder woningen worden gerealiseerd in ‘deelgebied-2’ van het plangebied, overweegt de Afdeling dat appellant niet heeft geconcretiseerd waarom dit tot wezenlijke andere milieugevolgen zou kunnen leiden voor de omgeving, en welke milieugevolgen dit dan zouden zijn. De Afdeling ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het alternatievenonderzoek in het MER niet toereikend is geweest.
Uitspraak
Het beroep is gegrond op een ander punt. De Afdeling draagt de gemeente op om de gebreken binnen 26 weken te herstellen of een ander besluit te nemen.