ECLI:NL:RVS:2013:BZ7578

Betreft Bestemmingsplan buitengebied herziening Bankenstraat 61 Etten-Leur
Datum uitspraak 03-04-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, passende beoordeling, buitengebied, mitigerende maatregelen, saldering, Etten-Leur, Natura 2000-gebieden
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201113345/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Met betrekking tot een MER dat is opgesteld ten behoeve van een revisievergunning en een bestemmingsplanherziening kunnen de grieven omtrent de inhoud van het MER in relatie tot de revisievergunning niet meer in het kader van de bestemmingsplanberoepsprocedure aan de orde komen, als de Afdeling reeds over de revisievergunning heeft geoordeeld en deze vergunning onherroepelijk is geworden.
  • In geval van een zodanige directe samenhang tussen de voorziene uitbreiding van een agrarisch bedrijf op de ene locatie en de beëindiging van een agrarisch bedrijf op een andere locatie mag een gemeenteraad de beëindiging van het agrarisch bedrijf als mitigerende maatregel aanmerken in het kader van de passende beoordeling.

Opm. 1 De Commissie m.e.r. heeft hierover geadviseerd onder projectnr. P2147.
Opm. 2 Zie ook de Voorzittersuitspraak van 30 maart 2012, zaaknr. 201113345/2/R3, zoals gepubliceerd op de website van de Commissie m.e.r.

Casus

Op 14 november 2011 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur het bestemmingsplan "Buitengebied herziening Bankenstraat 61" vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk.

Appellanten betogen dat:

  • De m.e.r. op onzorgvuldige wijze is verlopen, nu zij hierbij onvoldoende betrokken zijn geweest.
  • De gemeenteraad zich bij de vaststelling van het plan ten onrechte heeft gebaseerd op het MER, nu het MER op verscheidene punten gebreken of onjuistheden vertoont en er geen objectieve beoordeling van de gegevens in het MER heeft plaatsgevonden.
  • De gemeenteraad bij de keuze voor de in het MER te beschouwen alternatieven voor de verschillende typen luchtwassers ten onrechte is uitgegaan van eenzelfde situering van de luchtwassers binnen de inrichting, in het midden van de stal. Volgens appellanten had ook een alternatief moeten worden bezien waarbij de emissiepunten van de inrichting aan de westzijde van het bouwvlak worden geprojecteerd. Zij voeren hiertoe aan dat de keuze voor de situering in het midden van de stal niet alleen op grond van welstandsoverwegingen had mogen worden gemaakt.
  • In het MER uitsluitend alternatieven zijn bezien waarvan op voorhand al vaststond dat deze niet haalbaar zouden zijn.

De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat het MER uitgaat van de juiste gegevens en zorgvuldig tot stand is gekomen.

Appellanten betogen verder dat de voorziene uitbreiding negatieve effecten heeft op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Hollands Diep en Ulvenhoutse Bos. Dat de gemeenteraad de afname van de ammoniakdepositie als gevolg van de beëindiging van een intensieve veehouderij aan de [locatie X] als mitigerende maatregel heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of significante effecten vanwege het plan zijn uitgesloten, achten zij onjuist, nu de veehouderij aan de Bankenstraat 61 niet één inrichting vormt en geen verband houdt met de opgeheven veehouderij aan de [locatie X]. In dit verband voert een appellant aan dat beide inrichtingen op de genoemde locaties niet in eigendom zijn van dezelfde rechtspersoon.

De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat de voorziene uitbreiding een onlosmakelijk gevolg is van de aankoop en de opheffing van de bedrijfsvoering aan de [locatie X]. De in het MER beschreven inrichtingsalternatieven leiden zonder saldering tot een zeer geringe toename van de berekende ammoniakdepositie op de op ruime afstand gelegen Natura 2000-gebieden Hollands Diep en Ulvenhoutsebos.

Overwegingen van de bestuursrechter
Grieven inhoud MER m.b.t. revisievergunning
Bij besluit van 23 november 2010 is aan de veehouderij aan de Bankenstraat 61 een revisievergunning verleend. Ten behoeve van dit besluit is een MER gemaakt. Daarbij is ervoor gekozen in één document te voldoen aan de verplichting een MER te maken voor dat besluit en de verplichting een MER te maken voor het voorliggende plan. In de procedure omtrent de revisievergunning kon ook het MER worden aangevochten, hetgeen ook is gebeurd. Omdat met de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2012, in zaak nr. 201100615/1/A4, de vergunning onherroepelijk is geworden, kunnen de bezwaren omtrent de inhoud van het MER in relatie tot de revisievergunning niet meer aan de orde komen. Dit laat onverlet dat de gemeenteraad het MER aan het plan ten grondslag heeft gelegd, zodat bezwaren omtrent de inhoud van het MER in relatie tot het plan kunnen worden beoordeeld.

De betogen over de keuzes voor de in het MER te beschouwen alternatieven betreffen aspecten die niet in het ruimtelijke plan worden geregeld en enkel een relatie hebben tot de revisievergunning. Deze zijn aan de orde geweest in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2012 en kunnen thans niet aan de orde komen. In hetgeen appellanten aanvoeren ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in relatie tot het bestemmingsplan andere alternatieven onderzocht hadden moeten worden.

Natura 2000; mitigerende maatregel
In het MER staat dat de initiatiefnemer van het plan zowel aan de Bankenstraat 61 als aan de [locatie X] een veehouderij heeft. Zoals ter zitting door Banken B.V. is toegelicht, is het bedrijf eigenaar van beide locaties en is [persoon X] directeur van deze holding. Gelet hierop behoren de inrichtingen op voornoemde locaties bij dezelfde rechtspersoon, zo overweegt de Afdeling.

Het perceel [locatie X] ligt in de nabijheid van de bebouwde kom van Etten-Leur. Vanwege een voorgenomen uitbreiding van de bebouwde kom komt de continuïteit van de veehouderij aan de [locatie X] in het gedrang. De initiatiefnemer is daarom met het gemeentebestuur overeengekomen het bedrijf aan de [locatie X] te beëindigen en voort te zetten op de uit te breiden locatie aan de Bankenstraat 61. Hiertoe heeft de gemeente het perceel [locatie X] aangekocht en is het voorliggende plan opgesteld, dat de bouw van een nieuwe stal en een bedrijfswoning aan de Bankenstraat 61 mogelijk maakt. De gemeenteraad heeft te kennen gegeven dat de bedrijfsgebouwen op het perceel [locatie X] inmiddels zijn gesloopt en dat aan het perceel in het ter plaatse in voorbereiding zijnde bestemmingsplan niet meer de aanduiding "intensieve veehouderij" is toegekend. Ook is de milieuvergunning voor dit perceel in januari 2010 ingetrokken.

Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de Afdeling een zodanige directe samenhang tussen de voorziene uitbreiding en de beëindiging van het bedrijf aan de [locatie X], dat de gemeenteraad de beëindiging van dat bedrijf heeft mogen aanmerken als mitigerende maatregel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat door de intrekking van de vergunning is gewaarborgd dat de activiteiten op het bedrijf aan de [locatie X] niet worden hervat.

De locaties [locatie X] en Bankenstraat 61 liggen beide op meer dan 10 km afstand van de Natura 2000-gebieden Ulvenhoutse Bos en Hollands Diep. Aangezien mitigerende maatregelen kunnen worden betrokken bij de ingevolge artikel 19j, tweede lid, van de Nbw 1998 te verrichten passende beoordeling, die in het MER is verwerkt, heeft de gemeenteraad bij het bestreden besluit de gevolgen van de beëindiging van het bedrijf aan de [locatie X] mogen betrekken. Gelet op de afname van de ammoniakdepositie waartoe de voorziene uitbreiding, bezien in samenhang met de beëindiging van het bedrijf aan de [locatie X], leidt en op de grote afstand tot de Natura 2000-gebieden, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de gemeenteraad op grond van de uitgevoerde passende beoordeling zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er zekerheid is dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorziene uitbreiding niet zullen worden aangetast.

Uitspraak
De Afdeling verklaart een beroep deels niet-ontvankelijk en verklaart de overige beroepen gegrond. De Afdeling vernietigt het vaststellingsbesluit, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.