ECLI:NL:RVS:2013:18
Betreft | Wm-vergunning inrichting verwerking schaaldieren |
---|---|
Datum uitspraak | 26-06-2013 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | revisievergunning, Zoutkamp |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201204498/1/A4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Onder een inrichting voor het vervaardigen van conserven van dierlijke en plantaardige producten als bedoeld in categorie 35, sub c, van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. wordt niet begrepen:
een inrichting:- waarbinnen de dierlijke en plantaardige producten niet in glas of blik, maar in uit kunststof folie bestaande zakjes, bakjes en bakken worden verpakt;
- het conserveren van producten plaatsvindt door toevoeging van conserveermiddel;
- de producten niet worden verhit; en
- het productieproces niet is gericht op een langdurige houdbaarheid, maar op consumptie binnen 15 tot 40 dagen.
- Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009, C-255/08 (over de betekenis van de in het Besluit m.e.r. 1994 gehanteerde drempelwaarden) heeft geen betrekking op activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. of in de m.e.r.-richtlijn zijn genoemd.
Casus
Op 21 maart 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Marne een revisievergunning verleend voor een inrichting voor het opslaan, verwerken en bewerken van schaal- en weekdieren, vis en garnalen te Zoutkamp.
Appellant betoogt - onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009, C-255/08, Commissie tegen Nederland - dat voor de aangevraagde activiteiten ten onrechte geen milieueffectrapport is opgesteld dan wel een m.e.r.-beoordeling is verricht.
Overwegingen van de bestuursrechter
M.e.r.-plicht; onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
De Afdeling stelt vast dat de activiteiten waarvoor vergunning is aangevraagd, niet onder een categorie vallen, die in onderdeel C van de bijlage van het Besluit m.e.r. is omschreven. In zoverre bestaat er geen plicht tot het maken van een milieueffectrapport.
M.e.r.-beoordelingsplicht; onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
De Afdeling bespreekt categorie 35, sub c, van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hierin is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen van conserven van dierlijke en plantaardige producten in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 10.000 ton per jaar of meer, aangewezen. De Afdeling beantwoordt de vraag of de aangevraagde activiteiten hieronder kunnen worden begrepen. De Afdeling wijst erop dat volgens de nota van toelichting onder ‘conservenindustrie’ in categorie 35 wordt verstaan: het produceren van dierlijke en plantaardige producten in glas en blik.
In deze zaak is vergunning verleend voor het bewerken en verwerken van 30 miljoen kg garnalen en schaaldieren per jaar. Ten opzichte van de onderliggende vergunning wordt de productie uitgebreid met 8,5 miljoen kg garnalen en schaaldieren per jaar. Uit de vergunningaanvraag en het verhandelde ter zitting blijkt dat de producten niet in glas of blik, maar in uit kunststof folie bestaande zakjes, bakjes en bakken worden verpakt. Het conserveren van producten vindt plaats door toevoeging van conserveermiddel. De producten worden niet verhit. Het productieproces is niet gericht op een langdurige houdbaarheid, maar op consumptie binnen 15 tot 40 dagen.
De Afdeling komt gelet hierop alsmede op de nota van toelichting tot het oordeel dat de inrichting niet kan worden aangemerkt als een inrichting bestemd voor het vervaardigen van conserven van dierlijke en plantaardige producten, als bedoeld in categorie 35, onderdeel D, van het Besluit m.e.r. In zoverre bestaat geen plicht tot het verrichten van een m.e.r.-beoordeling.
M.e.r.-richtlijn; betekenis arrest Hof van Justitie van 15 oktober 2009
De Afdeling overweegt verder dat de inrichting niet valt onder een andere categorie van de onderdelen C en D van het Besluit m.e.r. Ook valt de inrichting niet onder een project genoemd in bijlage I of bijlage II van de m.e.r.-richtlijn. Dit betekent dat geen plicht bestaat voor het opstellen van een milieueffectrapport of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling.
Het arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2009 leidt niet tot een andere conclusie. Uit dit arrest volgt dat het bevoegd gezag uit de enkele omstandigheid dat een activiteit onder de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. blijft, niet mag afleiden dat het opstellen van een MER of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling achterwege mag blijven. Het arrest heeft geen betrekking op activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. of in de m.e.r.-richtlijn zijn genoemd. Dat de inrichting onder de IPPC-richtlijn valt, is volgens de Afdeling in dit verband niet relevant.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit.