ECLI:NL:RVS:2009:BJ7155

Betreft IJburg II te Amsterdam
Datum uitspraak 31-08-2009
Rechtsprekende instantie  Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Voorlopige voorziening
Trefwoorden Amsterdam, natuur, woningbouw
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200902644/2/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Mitigerende maatregelen mogen in een passende beoordeling betrokken worden.

Casus

Voor het realiseren van de woonwijk IJburg tweede fase is aan de gemeente Amsterdam een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) verleend door het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS). De Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak verzocht een voorlopige voorziening te treffen om een onomkeerbare situatie te voorkomen.

De Stichting betoogt dat het plangebied van IJburg II ten onrechte buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied IJmeer is gehouden en dat daarom de toepassing van de Vogel- en Habitatrichtlijn niet verzekerd is. Verder bestrijdt de Stichting de conclusie uit de passende beoordeling dat geen significante effecten te verwachten zijn. Volgens de Stichting zijn in de passende beoordeling ten onrechte mitigerende maatregelen betrokken, waardoor ten onrechte niet aan de zogenaamde ADC-criteria (geen alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en compenserende maatregelen) is getoetst. Een dwingende reden van groot openbaar belang zou niet aangetoond kunnen worden, omdat vanwege de bevolkingsdaling minder behoefte bestaat aan woningen. Ten slotte heeft de Stichting aangevoerd dat de locatie van de nieuwe mosselbanken (mitigerende maatregel) niet geschikt is vanwege de nabijheid van bebouwing.

Overwegingen van de voorzitter
Het plangebied IJburg II grenst aan het Vogelrichtlijngebied IJmeer en aan het beoogde Natura 2000-gebied Markermeer&IJmeer (waarover een ontwerp-aanwijzingsbesluit is genomen). IJburg valt buiten de begrenzing van het Vogelrichtlijngebied. Nu het aanwijzingsbesluit voor dit Vogelrichtlijngebied onherroepelijk is en het plangebied ook geen deel uitmaakt van het beoogde Natura 2000-gebied, heeft GS het plangebied voor IJburg terecht niet aangemerkt als onderdeel van het Vogelrichtlijngebied of het beoogde Natura 2000-gebied. GS heeft vanwege de zogenaamde externe werking wel terecht getoetst aan het beschermingsregime voor Vogelrichtlijngebieden in de Nb-wet.

In een passende beoordeling is onderzocht wat de gevolgen van IJburg II zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen. Deze doelstellingen hebben voor dit gebied met name betrekking hebben op vogelsoorten. In de passende beoordeling zijn mitigerende maatregelen betrokken, waaronder de aanleg van 132 hectare mosselbank binnen het plangebied. In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat IJburg II inclusief de mitigerende maatregelen niet leidt tot significante effecten op het IJmeer. De Voorzitter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de passende beoordeling niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Anders dan de Stichting betoogt, mogen mitigerende maatregelen wel meegenomen worden in de passende beoordeling. Nu niet getwijfeld hoeft te worden aan de conclusie van de passende beoordeling, hoeft ook niet getoetst te worden aan de ADC-criteria.

Wat betreft de locatie van de mosselbanken overweegt de Voorzitter als volgt. Driehoeksmosselen zijn een belangrijke voedselbron voor de vogelsoorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd, zoals de kuifeend en de tafeleend. Door zand te storten om IJburg II te kunnen realiseren, verdwijnen de ter plaatse aanwezige driehoeksmosselen. Daarom wordt een mosselbank aangelegd. Deze wordt op een afstand van minimaal 20 meter vanaf de oevers aangelegd. Waar de mosselbank tot vlak voor de kust komt, worden langs de oevers maatregelen getroffen zodat de invloed van de menselijke activiteiten zoals verkeer en lichtbronnen op het water beperkt blijft tot maximaal enkele tientallen meters. De mosselbanken worden naar rato aangelegd: het storten van zand zal niet eerder gebeuren dan nadat de nieuwe mosselbanken functioneren. De nieuwe waterkering wordt ongeschikt gemaakt voor recreatie langs het water en aanmeren. De vogels foerageren voornamelijk ’s nachts en in de wintermaanden, waardoor de invloed van recreatie vanaf het land en op het water beperkt moet worden geacht. Verlichting door auto’s kan een verstorende werking hebben, maar vanwege de verlaagde ligging van de wegen achter de dijken worden verreikende lichtbundels tegengegaan. De Voorzitter is van oordeel dat de locatie van de mosselbanken niet tot verstoring van foeragerende vogels zal leiden.

Uitspraak
De Voorzitter acht geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen. Inmiddels is er een uitspraak in hoofdzaak (ABRvS 21 juli 2010, zaaknr. 200902644/1/R2). Het beroep wordt ongegrond verklaard.