ECLI:NL:RVS:2006:AY8946

Betreft Bestemmingsplan "De Eenhoorn"
Datum uitspraak 27-09-2006
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Amsterdam, stedelijke ontwikkeling, woningbouw
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200508475/1
JM 2007, 29 met noot Pieters en Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

Voor de vraag van hoeveel woningen sprake is, is van belang dat het bestemmingsplan onder een woning verstaat een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvestiging van één huishouden. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 1.000 woningen. Er zullen dus nooit meer dan 1000 woningen worden gebouwd en die blijven onder de m.e.r.-(beoordelings-)drempel.

Casus

De stadsdeelraad van Amsterdam Oost/Watergraafsmeer stelde een bestemmingsplan vast voor de herontwikkeling van een gemengd woon- en werkgebied in hoge dichtheden. Het plangebied is opgedeeld in negen kavels. Voor de delen waarvoor geen ontwikkelingen zijn voorzien, is de bestaande situatie vastgelegd. Voor een deel van de te ontwikkelingen kavels is een uit te werken ‘gemengde doeleinden’-bestemming opgenomen. Voor het overige deel zijn eindbestemmingen opgenomen omdat daarvoor al wel concrete bouwinitiatieven voorhanden waren.

In beroep wordt aangevoerd dat ten onrechte geen m.e.r.-beoordeling en geen MER zijn opgesteld. Aangevoerd wordt onder meer dat de omvang van de parkeervoorzieningen onbekend is, terwijl deze voorzieningen wel bij de berekening van de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte moeten worden meegeteld. Verder wordt aangevoerd dat onduidelijk is of onzelfstandige woningen ook als woningen dienen te gelden.

De Afdeling geeft aan: Voor de vraag van hoeveel woningen sprake is, is van belang dat het bestemmingsplan onder een woning verstaat een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvestiging van één huishouden. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 1.000 woningen. Er zullen dus nooit meer dan 1000 woningen worden gebouwd en die blijven onder de m.e.r.(beoordelings-)drempel. Of sprake is van een stadsproject wordt behandeld tegen de achtergrond van de uitspraak inzake het Wijnhavenkwartier (ABRvS 20 juli 2005, JM 2005, 81) waarin de Afdeling voor het eerst ook parkeervoorzieningen meetelde bij de berekening voor de bedrijfsvloeroppervlakte. De lijn wordt in deze uitspraak voortgezet en duidelijk onderbouwd.