ECLI:NL:RBGEL:2019:2849
Betreft | Watervergunning mestverwerkingsinstallatie Gelderland |
---|---|
Datum uitspraak | 27-06-2019 |
Rechtsprekende instantie | Rechtbank |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | mestverwerking, gezondheid, afvalwater |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer AWB 18/426 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een mestverwerkingsinstallatie is geen geïntegreerde chemische installatie zoals bedoeld in categorie C21.6.
- Om te beoordelen of er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn door potentieel voorkomende antibiotica(resten), pesticiden, groeibevorderaars, medicijnresten en hormoonverstorende stoffen in het afvalwater, is het onvoldoende om alleen te stellen dat:
- de toegepaste technieken de best beschikbare technieken (BBT) zijn,
- het gebruik van bepaalde stoffen bij veehouderijen de afgelopen jaren is beperkt en
- de verdere beoordeling door te schuiven naar het moment van vergunningverlening.
- Als uit een m.e.r.-beoordeling volgt dat er kennisleemtes zijn, kan dit aanleiding zijn om aan de vergunningvoorschriften te verbinden om nadelige gevolgen voor het milieu te beperken.
Casus
Op 24 oktober 2018 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rijn en IJssel een watervergunning op grond van de Waterwet verleend voor het lozen van afvalwater door een bioraffinage-installatie in de Leerinkbeek. De vergunning heeft betrekking op 450.000 ton drijfmest van varkens, rundvee, en overige pelsdieren en 150.000 ton vaste dierlijke mest van varkens, rundvee, overige pelsdieren, schapen, geiten en paarden alsmede berm- en natuurgras.
Binnen de inrichting worden vloeibare en vaste mest en berm-/natuurgras vergist en verwerkt tot (bio)gas en organische meststoffen. Het gevormde biogas wordt opgewerkt tot gas dat in het landelijke aardgasnetwerk kan worden gebracht. Het digestaat dat vrijkomt uit de vergister wordt verder verwerkt tot een dikke en dunne fractie. De dikke fractie wordt ingedroogd waardoor er alleen droge stof in de vorm van korrels overblijft. Die kunnen worden gebruikt voor verbetering van landbouwgronden. De dunne fractie wordt verwerkt tot mineralen en schoon afvalwater dat wordt geloosd in de Leerinkbeek.
Het college heeft op 11 augustus 2016 een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen en geoordeeld dat een milieueffectrapport niet nodig is.
Chemische installatie
Eisers voeren aan dat een milieueffectrapport verplicht was omdat het gaat om een activiteit zoals bedoeld in categorie C21.6 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, namelijk een geïntegreerde chemische installatie voor de fabricage van fosfaat-, stikstof- en kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen).
M.e.r.-beoordeling
Eisers betogen verder dat een milieueffectrapport nodig was, gezien de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit gaat volgens hen onvoldoende in op de mest - en dus potentieel ook in het afvalwater - aanwezige pesticiden, antibiotica, groeibevorderaars, medicijnresten en hormoon verstorende stoffen. Zij vrezen nadelige gevolgen voor de volksgezondheid.
Overwegingen van de bestuursrechter
Chemische installatie
Onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 19 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:555) oordeelt de rechtbank dat een installatie waarin een mengsel van dierlijke mest en co-substraten wordt vergist geen geïntegreerde chemische installatie is zoals bedoeld in categorie C21.6.
M.e.r.-beoordeling
De rechtbank constateert dat in het m.e.r.-beoordelingsbesluit over het verwijderen van antibiotica(resten) en pathogenen uit het afvalwater is vermeld dat het toepassen van omgekeerde osmose en UV-behandeling voldoet aan BBT, waardoor een acceptabel risico voor de menselijke gezondheid wordt bereikt. Verder geeft het m.e.r.-beoordelingsbesluit aan dat het Waterschap heeft geadviseerd dat een milieueffectrapport niet nodig is en dat de aandachtspunten voldoende uitgewerkt zijn. Verder beoordeling zal plaatsvinden in het kader van de waterwetvergunning, aldus het Waterschap.
In de aanmeldnotitie wordt vermeld dat medicijn- en antibioticagebruik in de veehouderij de afgelopen jaren met meer dan 50% is teruggedrongen en dat daarom de in de mest aanwezige hoeveelheden daarvan gering zullen zijn. De toegepaste technieken om deze resten te verwijderen zijn BBT en dus zou een acceptabel risico voor de menselijke gezondheid worden bereikt.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk waarom de inrichting geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft op het gebied van energie-efficiëntie en in het afvalwater potentieel voorkomende pesticiden, antibiotica, groeibevorderaars, medicijnresten en hormoon verstorende stoffen. Het is namelijk onvoldoende om alleen maar te stellen dat de toegepaste technieken BBT zijn, het gebruik van bepaalde stoffen in de afgelopen jaren is beperkt en verder naar een beoordeling in het kader van de waterwetvergunning te verwijzen. Op het moment van de m.e.r.-beoordeling is er geen inzicht waarom deze stoffen in het afvalwater geen nadelige milieugevolgen hebben, die - voordat de vergunning wordt verleend - nopen tot nader onderzoek in een milieueffectrapport. Uit het “Achtergronddocument vergunningenbeleid voor lozingen van afvalwater uit mestverwerkingsinstallaties” van 14 juli 2016 van Royal HaskoningDHV en de Universiteit van Wageningen (het Achtergrondrapport) volgt dat hierover kennisleemtes bestaan.
Uit het Achtergrondrapport volgt weliswaar dat ongeveer 95% van de stoffen uit het afvalwater kan worden gezuiverd, maar dat er onduidelijkheden zijn over de hoeveelheden die blijven bestaan na zuivering en de gevolgen daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ten onrechte geen voorschriften verbonden aan de vergunning om nadelige gevolgen voor het milieu te beperken. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de mestverwerkingsinstallatie fors groter is dan de mestverwerkingsinstallaties waarnaar in het Achtergrondrapport wordt verwezen. Ook is de hoeveelheid te lozen water per uur groter dan de hoeveelheid water die per uur door de beek stroomt en is de oppervlakte van de beek relatief klein. Volgens het Achtergrondrapport is de impact van een lozing dan groter omdat minder verdunning plaatsvindt.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het college nader motiveren waarom een milieueffectrapport niet nodig is en waarom geen nadere voorschriften aan de vergunning verbonden hoeven worden.
Uitspraak
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.