953. Ontgronding en inrichting Haarrijnse Plas, Vleuten-De Meern

De toenmalige gemeente Vleuten-De Meern was van plan om in de polder Haarrijn een oppervlakte van circa 150 ha te ontgronden. De ontgronding dient voor de aanleg van een centrale waterplas voor het project Leidsche Rijn. De plas krijgt een functie in het waterbeheerssysteem. Het gewonnen zand zal worden gebruikt als ophoogzand voor de Leidsche Rijn.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
03-06-1998 Datum kennisgeving
03-06-1998 Ter inzage legging van de informatie
30-07-1998 Advies uitgebracht
Toetsing
25-03-1999 Kennisgeving MER
25-03-1999 Ter inzage legging MER
27-05-1999 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

De Commissie heeft tijdens de toetsing geconstateerd dat het MER op enkele onderdelen onduidelijk was. Zij heeft schriftelijk vragen gesteld aan de initiatiefnemer over het uitwerken van twee extra alternatieven, de waterkwaliteit van de toekomstige Haarrijnseplas en de wijze waarop het nulalternatief en de autonome situatie zijn uitgewerkt. Hierop is door de initiatiefnemer schriftelijke informatie verschaft die door de Commissie bij de toetsing is betrokken. De Commissie achtte het MER met de aanvullende informatie voldoende voor de besluitvorming. 

In verband met baggerwerkzaamheden verleenden GS van Utrecht in juni 2001 vergunning voor een tijdelijk depot voor het rijpen van baggerspecie; ook gaven De Stichtse Rijnlanden een vergunning ingevolge de Wvo af voor de lozing van retourwater uit dat depot. Deze vergunningen werden verleend voor twee jaar.

Het oostelijk deel van de Haarrijnse Plas werd als eerste ontgraven.

Eind juli 2002 ontstond grote commotie toen de gemeente Utrecht liet blijken dat er geen overeenstemming kon worden bereikt met Rijkswaterstaat over de verkoop van 7 miljoen kuub zand uit de locatie Haarrijnse Plas tegen een prijs van € 49 miljoen. De verwachting was dat Rijkswaterstaat dit ophoogzand nodig zou hebben voor de verbreding van de A21; Rijkswaterstaat wilde echter vanwege de prijs Noordzeezand gebruiken. De ontgraving van het westelijk deel – en geld voor de verdere inrichting van de plas – werd daardoor onzeker. Hiermee zou niet alleen de recreatiefunctie, maar ook de waterbufferfunctie die aan de Haarrijnse Plas was toegedacht, in gevaar komen.

 

1 Zie project 300. 

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ing. Dick Hamhuis
ir. Heijnen
dr. John Meulemans

Voorzitter: prof. dr. ir. Dick de Zeeuw
Werkgroepsecretaris: dr. Janny van der Heijden

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Utrecht

Bevoegd gezag
Utrecht

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Utrecht


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C16.1 tot 1-4-2011: Winning oppervlaktedelfstoffen >= 100ha

Bijgewerkt op: 10 jul 2018