936. Glastuinbouwlocatie Zuid-Holland Zuid
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben het voornemen om te komen tot de aanwijzing van een nieuwe locatie voor glastuinbouw in Zuid-Holland Zuid met een oppervlakte van 265 ha netto (ongeveer 600 ha bruto).
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
18-02-1998 Datum kennisgeving |
18-02-1998 Ter inzage legging van de informatie |
22-04-1998 Advies uitgebracht |
Toetsing |
03-09-1998 Kennisgeving MER |
03-09-1998 Ter inzage legging MER |
23-11-1998 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
Gezien de grote veranderingen die in de regio op stapel staan, is in het richtlijnenadvies geadviseerd in het MER te streven naar samenhang met andere voornemens in de regio (zoals de ontwikkeling van een grootschalig bedrijventerrein). De Commissie adviseert om voor het MER bij de ontwikkeling van de alternatieven een twee-stappen-aanpak te volgen. Een eerste stap waarin de locatiealternatieven uitgewerkt worden en een tweede stap waarin op inrichtingsniveau alternatieven ontwikkeld worden. De beschrijving van de milieueffecten dient zich toe te spitsen op de effecten voor de bodem, de waterhuishouding en waterkwaliteit, natuur en landschap, energie- en CO2-verbruik, verkeer en woon- en leefomgeving. In de toetsingsfase heeft de Commissie beoordeeld dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Wel heeft zij een aantal aanbevelingen gedaan voor de verdere besluitvorming. In het MER is uitgegaan van een zeer optimistisch basismodel voor de glastuinbouw. De uitgangspunten in het basismodel ten aanzien van de inrichting dienen in de vergunnings- c.q. inrichtingsvoorschriften opgenomen te worden. Voor het geval deze uitgangspunten niet gerealiseerd worden, heeft de Commissie aanbevolen de milieueffecten hiervan in de vergunningsvoorschriften aan banden te leggen. Tevens heeft zij geadviseerd om bij de besluit over de locatiekeuze, indien gekozen wordt voor de locatie Hogezandse Polder, in een compensatieplan te beschrijven hoe de compensatie vorm gaat krijgen en hoe de gorzen geoptimaliseerd worden voor ganzen. Ook de haalbaarheid van de realisatie van warmte- en CO2-levering voor de Hogezandse Polder moet bij de uiteindelijke locatiekeuze betrokken worden. Voor het evaluatieprogramma is aanbevolen om in ieder geval de effecten van de eventuele afwijkingen van het basismodel te onderzoeken. Daarnaast is het van belang de realisatie en de effectiviteit van de compenserende maatregelen (ganzen) en mitigerende maatregelen te monitoren. Voor de evaluatie van de effecten van licht op vogels, vindt de Commissie het raadzaam in een vroegtijdig stadium een nulmeting te doen, alvorens gemonitord wordt.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
ir. Wim Keijsers |
drs. Rob Mooren |
drs. ing. Leo Oprel |
drs. Nico de Rooij |
Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: drs. Bauk Rademaker
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Provincie Zuid-Holland |
Bevoegd gezag |
---|
Provincie Zuid-Holland |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C11.3 | tot 1-4-2011: Aanleg glastuinbouwgebied >= 100ha |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007