912. Bijstoken van secundaire brandstof in de Centrale Maasvlakte (E.ON)

Het voornemen behelst het bijstoken van secundaire brandstoffen in de poederkoolgestookte eenheden van de Centrale Maas vlak te. De brandstoffen kunnen worden onderscheiden in: koolreststoffen, vloeistoffen, biomassa en overige stof fen te weten beenmeel, dierlijk vet en restproducten van de farmaceutische industrie.  het inzetten van bepaalde afvalstromen als secundaire brandstof in de kolengestookte Centrale Maasvlakte (288.000 ton per jaar).

Procedure en adviezen

Richtlijnen
04-11-1997 Datum kennisgeving
04-11-1997 Ter inzage legging van de informatie
07-01-1998 Advies uitgebracht
Toetsing
17-09-1999 Kennisgeving MER
17-09-1999 Ter inzage legging MER
23-11-1999 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsing a
20-06-2005 Kennisgeving MER
20-06-2005 Ter inzage legging MER
15-09-2005 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsing a

Opmerkingen bij de advisering

De Commissie vroeg in haar richtlijnenadvies speciale aandacht voor: 

● het acceptatiebeleid en herkomst van de secundaire brandstoffen, dit in relatie tot de voorgenomen activiteit en het nationale afvalbeleid;

● de doelmatigheid van de afvalverwijdering door middel van een effectieve en efficiënte verwijdering van afval.

In het toetsingsadvies gaf de Commissie aan dat de essentiële in formatie in het MER aanwezig was. Zij tekende aan dat volgens de richtlijnen ook een de-NOx-optie had moeten worden uitgewerkt, maar had in het kader van het project begrip voor het feit dat deze optie niet was uitgewerkt.

Op 12 november 2003 werd duidelijk dat de Afdeling Bestuursrechtspraak vond dat de nieuwe milieuvergunning voor de centrale te ruim was gesteld. Volgens haar had de toename van de emissie van toxische stoffen niet mogen worden toegestaan. De vergunning werd vernietigd.

De in april 2002 door de provincie afgegeven Wm-vergunning, waarvoor een MER was opgesteld, is in november 2003 vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De initiatiefnemer heeft hierop een aangepaste revisievergunningaanvraag en een geactualiseerd MER opgesteld.

In haar toetsingsadvies concludeert de Commissie dat de essentiële informatie voor de vergunningverlening in het geactualiseerde MER en de aanvulling daarop aanwezig is. De aanvulling op het MER is door de initiatiefnemer opgesteld, nadat de Commissie vragen had gesteld over:

  • de nieuwe schoorstenen en de onderbouwing van de emissiereductie;
  • de relatie tussen de voorspelde emissies en de acceptatieprocedure;
  • de toetsing van het initiatief aan het EU-kader;
  • de invloed op nabijgelegen Vogelrichtlijn- en Habitat richtlijngebieden;
  • de luchtkwaliteit op de Maasvlakte.
Het toetsingsadvies gaat in op deze onderwerpen. De Commissie aanbevelingen op het gebied van de fijnstofemissie, de toetsing aan de normen voor de luchtkwaliteit, de toetsing aan het milieubeleidsplan van de provincie en de monitoring van kwikemissies.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. ir. Frank van den Aarsen
ing. Cor Coenrady
ir. Anne Kiestra
ir. Wim Vervetjes

Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: ir. Henri de Brabander

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Elektriciteitsbedrijf Zuid-Holland N.V. (EZH)

Bevoegd gezag
Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland
Provincie Zuid-Holland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
D22.1 tot 1-4-2011: Energiecentrale (geen kerncentrale) oprichten, wijzigen of uitbreiden >= 200megawatt per jaar

Bijgewerkt op: 31 aug 2007