666. Verbetering Waalbandijk, dijkvak Loenen - Dodewaard
Het dijkvak Loenen − Dodewaard van hmp 239 – 302 is hoog genoeg, maar plaatselijk niet voldoende stabiel. Verder is geconstateerd dat bij hoog water zand onder de dijk kan wegspoelen. Delen van het buitentalud zijn erosiegevoelig en/of in te grote mate waterdoorlatend. Om deze problemen op te lossen heeft het polderdistrict een dijkverbeteringsplan opgesteld.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
18-01-1995 Datum kennisgeving |
18-01-1995 Ter inzage legging van de informatie |
22-03-1995 Advies uitgebracht |
Toetsing |
15-01-1997 Kennisgeving MER |
15-01-1997 Ter inzage legging MER |
21-03-1997 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
Tijdens de toetsing heeft de Commissie aan de provincie kenbaar gemaakt dat het MER op het punt van de taludbekleding onvolledig is. Voor dat onderdeel heeft zij om aanvullende informatie verzocht. In het MER en de aanvulling informatie (de ‘nadere toelichting’) heeft het polderdistrict de informatie gegeven die op dit moment mogelijk was. Op basis van het MER, de aanvullende informatie en gesprekken die zijn gevoerd tussen de provincie Gelderland, het Polderdistrict Betuwe en de Commissie, heeft de Commissie geconstateerd dat de kennis die nodig is om te beoordelen of op de plaatsen waar het Polderdistrict voor harde bekleding kiest een graslandbekleding ook voldoet, echter nog niet aanwezig is. Op dit punt bestaat derhalve naar de mening van de Commissie thans een leemte in kennis. Er zijn verscheidene publicaties die aantonen dat taluds flauwer dan 1:2,5 die bestaan uit klei met een zandgehalte van minder dan 50% en waarop een natuurtechnisch beheer wordt toegepast, voldoende sterk zijn voor dijktaluds in het bovenrivierengebied. Er is echter geen publicatie bekend die specifiek ingaat op de erosiebestendigheid van graslandbekleding in situaties die zich op dit dijkvak voordoen, met plaatselijk hoge stroomsnelheden in combinatie met zwerfvuil.
Van het polderdistrict kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat het op korte termijn in deze leemte in kennis voorziet. De Commissie heeft begrepen dat de provincie in haar besluit zal inspelen op deze leemte in kennis.
De Commissie adviseert de provincie om, als op plaatsen van dit dijkvak waar het polderdistrict problemen met de erosiebestendigheid verwacht, graslandbekleding wordt aangelegd, een intensief monitoringsprogramma uit te voeren dat erop is gericht te onderzoeken welke erosie optreedt op plaatsen met een graslandvegetatie.
Daarnaast stelt de Commissie in haar aanbiedingsbrief voor om, mede met het oog op toekomstige dijkverbeteringsplannen waar zich soortgelijke problemen kunnen voordoen, de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen om advies te vragen over de erosiebestendigheid van graslandbekleding. Uit dit advies zal moeten blijken of taluds met graslandbekleding op alle plaatsen voldoende erosiebestendig kunnen zijn of dat in bepaalde situaties beter gekozen kan worden voor een harde taludbekleding.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
dr. Henk Everts |
ir. Lodewijk van Nieuwenhuijze |
ir. Dico van Ooijen |
dr. Hans Renes |
Voorzitter: dr. Jacques de Smidt
Werkgroepsecretaris: drs. Jorritsma
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Dijkstoel van het Polderdistrict Betuwe |
Bevoegd gezag |
---|
Gelderland |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Gelderland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C12.2 | tot 1-4-2011: Zee-, delta- of rivierdijk >= 5km, 250m3 profiel: wijziging of uitbreiding |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007