537. Opslag van jarosiet/gips in afvalbekkens 1,2,3 bij Budelco

Budelco is een van de grootste zinkproducenten ter wereld. De Kempensche Zinkmaatschappij, de voorloper van Budelco, had in de periode 1892 – 1973 met een thermisch proces zinkerts ontsloten, waarbij grote hoeveelheden bodemas en slakken vrijgekomen waren. Hierna is de fabriek omgeschakeld naar een elektrolytisch proces. De afvalstof jarosiet1, die hierbij ontstond, is sedert 1973 opgeslagen in bekkens op het bedrijfsterrein van Budelco. Die stof is vanwege het gehalte aan zware metalen te beschouwen als chemisch afval. Het jarosiet werd daarom opgeslagen in bekkens op het terrein van Budelco. Drie van deze bekkens waren inmiddels in de loop van de tijd aangelegd; de voorzieningen tegen bodemverontreiniging zijn bij elk nieuwer bekken beter. Het eerste bekken is in de loop van de tijd lek geraakt. Deze m.e.r.-procedure is bedoeld om een definitieve voorziening te treffen voor het jarosiet uit deze reeds aangelegde bekkens.  In de procedure is ook gekeken naar de opslag van het gips, dat bij neutralisatie van het afvalwater ontstaat, en dat eveneens in bekkens ligt opgeslagen. Dit betreft de afvalwaterneutralisatie(= awn)-gipsbekkens 1 en 2. In de afgelopen jaren heeft Budelco (gedeeltelijk) m.e.r.-procedures doorlopen voor besluiten over ● de aanleg van een nieuw jarosietbekken (bekken 4a) en verwerking van jarosiet, awn-gips en kelderassen met behulp van het zogeheten oxysmeltproces (afgerond met aanleg van het nieuwe bekken en duidelijkheid dat het oxysmeltproces economisch onhaalbaar was)2; ● de verwerking van jarosiet tezamen met andere afvalstoffen (zogeheten co-treatment) in het oxysmeltproces (procedure afgebroken omdat ook deze optie economisch onhaalbaar bleek)3; ● ingebruikneming van jarosietbekken 4a voor permanente opslag van jarosiet (afgerond met vergunningverlening)4. Budelco had inmiddels duidelijk gemaakt, dat er perspectieven bestonden voor het in gebruik nemen van een ander erts (met minder ijzer), waardoor het ontstaan van jarosiet kon worden voorkomen. Dit zinkconcentraat zou vanaf 1998 gebruikt moeten gaan worden. In de eerste week van december 1995 leek het erop, dat Budelco per 1998 met dit nieuwe zinkerts, uit het Century-voorkomen uit Noordoost-Australië zou kunnen gaan werken. Hierdoor zou geen jarosiet meer ontstaan bij de productie, maar een reststof die voornamelijk bestaat uit lood en zilver (en een lage concentratie ijzer). Deze reststof zou volledig worden verwerkt door een of meer loodsmelters. Later bleek echter, dat het exploitabel maken en in exploitatie nemen van het Century-voorkomen op problemen stuitte bij de lokale bevolking, de Waany. Door een financiële compensatie en een overeenkomst met de Australische staat en de deelstaat Queensland is dit verzet gebroken. De verwachting is, dat per 1 juli 2000 kan worden gestart met verwerking van het erts uit de Century-mijn. Hiervoor is een revisievergunning voor de ombouw van de fabriek aangevraagd.     1 Deze stof bestaat voornamelijk uit ammoniumjarosiet, een complexe ijzerverbinding met de che mi sche for mule (NH4)2Fe6(SO4)4(OH)122 Zie ook project 227. 3 Zie project 448. 4 Zie project 227.  

Procedure en adviezen

Richtlijnen
26-08-1993 Datum kennisgeving
26-08-1993 Ter inzage legging van de informatie
21-10-1993 Advies uitgebracht
Toetsing
17-02-1994 Kennisgeving MER
17-02-1994 Ter inzage legging MER
12-04-1994 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

In het richtlijnenadvies werd ingegaan op zowel de mogelijkheden om het jarosiet en afvalwaterneutralisatie- (awn-) gips in volledig nieuwe stortvoorzieningen op te slaan als om ter plekke van de huidige bekkens nieuwe stortvoorzieningen te maken. Aangezien het de bedoeling is om de afvalstoffen voor in principe oneindige tijd op te bergen vroeg de Commissie bij haar advies de visie, zowel van de overheden als van Budelco, op het beheer van het terrein op lange termijn. 

In de richtlijnen lag het accent op vergelijking van de milieueffecten op lange termijn van enerzijds overslag van residuen naar nieuwe bekkens en anderzijds opslag in de bestaande bekkens.

In het toetsingsadvies concludeerde de Commissie, dat het MER voldoende informatie bood voor afronding van de besluitvorming. Op expliciet verzoek van het bevoegde gezag meldde de Commissie, dat zij de conclusies van het MER kon onderschrijven, dat op de zeer korte tot middellange termijn (dat wil zeggen tot 250 jaar) sanering van de bestaande bekkens evenveel milieubescherming zou bieden als overslag naar nieuwe bekkens. Voor de lange termijn kon de Commissie deze conclusie niet trekken, omdat op die termijn teveel onzekerheden en leemten in kennis een rol zouden gaan spelen. Zij wees in dit verband met nadruk op het belang van een goed evaluatie- en nazorgprogramma.

Tevens stipte de Commissie aan, dat niet alleen de jarosiet- en awn-gipsbekkens een potentiële bron van bodemverontreiniging zijn; in de loop van de geschiedenis van de zinkfabriek zijn grote hoeveelheden kelderassen, bij het vroegere productieproces ontstaan en verspreid. Na een periode van circa tien jaar zou de emissie vanuit de kelderassen vele malen groter kunnen zijn dan die vanuit de jarosiet-/gipsbekkens. Daarom wees de Commissie op de milieuvriendelijkheid van een der alternatieven in het MER, waarbij tevens een deel van de kelderassen wordt gebruikt – namelijk bij de afdichtingsconstructie van de opslagbekkens.

In mei 1994 vroeg de provincie aan TNO om nader te onderzoeken of de hoofdconclusie van het MER juist was. TNO concludeerde in juli 1994, dat de argumenten hiervoor onvoldoende kwantitatief waren uitgewerkt. Hierop heeft Budelco in augustus 1994 een nadere uitwerking gemaakt, waarvan TNO in september concludeerde dat er nog steeds hiaten in zaten. Wel achtte TNO een geohydrologische beheerssysteem met gelijkwaardig beschermingsniveau als nieuwe bekkens haalbaar. In december formuleerde TNO een aantal adviezen voor vergunningvoorschriften omtrent onderzoek, modellering en ontwerp.

In 1995 vocht Budelco de beschikking aan bij de Raad van State; het bezwaar richtte zich tegen de termijn waarop de bekkens aan alle milieuhygiënische eisen zouden moeten voldoen: 1 januari 1997. De Raad van State heeft het beroep van Budelco in juli 1995 afgewezen.

 

In mei 1996 werd duidelijk, dat Brits-Australische mijnbouwcombinatie RTZ-CRA problemen zou krijgen met het leveren van de grondstof voor de nieuwe productiemethode uit de Century-mijn. Het gebied van de Century behoorde namelijk volgens historische landrechten toe aan de Waany, een Aboriginal-volk voor wie het gebied heilig is. De onderhandelingen met RTZ-CRA zouden voor 30 juni 1996 moeten worden afgerond, en zelfs dan zou de levering aan Budel Zink per ingang van 1998 zeer krap zijn.

 

Eind 1997 werd bekend, dat Budel Zink voor bewerking van afvalgips en afvalwater een nieuwe sulfaatverwijderingsinstallatie zou gaan bouwen met behulp van Paques-technologie.

 

In april 1999 bleek dat de omwonenden van Budel Zink zich zouden blijven verzetten tegen de definitieve opslag van jarosiet omdat er een nieuw verwerkingsprocédé voorhanden zou zijn: een autoclaveringsproces waarbij uit jarosiet en organisch cellulosehoudend afval materiaal voor dijkenbouw zou kunnen worden geproduceerd. Op dit procédé was onlangs J. Hage gepromoveerd aan de Universiteit van Utrecht.

 

In februari 2001 werd een convenant getekend door het ministerie van VROM, de provincies Noord-Brabant en Limburg, twee waterschappen, een zuiveringschap en vier gemeenten waarin is vastgelegd dat gezamenlijk een plan van aanpak voor de sanering van de gehele Kempense bodem wordt opgesteld. Naar verwachting zullen 41 andere gemeenten volgen. Het is de bedoeling dat het gebied (van ca 3000 km2) in 2008 weer schoon is.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Jan Willem Assink
ir. Wil van Duijvenbooden
prof. dr. ir. de Graauw
prof. dr. Seinen

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Budelco

Bevoegd gezag
Noord-Brabant
De Dommel
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Noord-Brabant


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.2 tot 1-4-2011: Oprichten inrichting voor gevaarlijk afval: verbranden, chemisch behandelen, storten of in de ondergrond brengen

Bijgewerkt op: 31 aug 2007