426. Waterinjectie door de NAM in West-Nederland

De NAM wint aardolie en aardgas uit de diepe ondergrond; tijdens de winning komt ook zogeheten formatiewater (dat van nature in de olie- of gasreservoirs aanwezig is) naar boven. Dit is zout van samenstelling. Bij de bewerking van gas en olie tot leverbaar producten worden deze zoveel mogelijk van water ontdaan. Het resterende water wordt op zijn beurt zo veel mogelijk van olieproducten gereinigd. De activiteit die centraal staat is de terugvoer van dit (verontreinigde) water naar de diepe ondergrond door middel van injecties. Deze activiteit vindt al enkele decennia plaats; door wijziging van het wettelijk regime is nu een ontheffing van het Lozingenbesluit bodembescherming nodig. Naast formatiewater gaat het ook om een aantal kleinere deelstromen met stoffen uit de producerende formaties.   

Procedure en adviezen

Beoordeling
28-04-1992 Adviesaanvraag
28-04-1992 Datum kennisgeving
28-04-1992 Ter inzage legging van de informatie
26-05-1992 Advies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Het verzoek tot ontheffing voor injecties in West-Nederland is ingediend op 23 april 1992. 

De Commissie heeft dit verzoek tezamen met een ander ontheffingsverzoek van de NAM1 behandeld en besloten één advies uit te brengen. De Commissie legde op 20 mei een locatiebezoek af aan de NAM-vestiging te Schiedam en wisselde daarbij van gedachten met vertegenwoordigers van de beide betrokken units van de NAM, van het Ministerie van Economische Zaken en van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

In overleg met het Ministerie van VROM werd besloten één advies over beide projecten uit te brengen.

In haar advies stelde de Commissie, daar haar was opgevallen, dat de doelstelling van de drie activiteiten, die zij in haar advies vergeleek (de waterinjectie Zuidoost-Drenthe, waarvoor een MER was geschreven; de waterinjectie Borgsweer, en de waterinjecties in West-Nederland) op papier verschilden in doelstelling. De Commissie prefereerde de omschrijving van de doelstelling zoals die was gebruikt bij Borgsweer, omdat die de meeste aanknopingspunten bood voor zuinig gebruik van zoet water. Uit de informatie van de NAM was inmiddels gebleken, dat de NAM dit streven volledig kon onderschrijven. De Commissie had voldoende vertrouwen in de controle van de leidingen op corrosie en in de monitoring van het grondwater op plaatsen waar eventuele lekkages het meest waarschijnlijk zouden zijn. Zij vond niet, dat de verschillen in de diepe ondergrond aanleiding zouden zijn tot andere milieueffecten dan beschreven in het eerder opgestelde MER. Het advies luidde dan ook positief.

De Ministers hebben in hun besluit het advies van de Commissie gevolgd.

 

Op 28 januari 1993 maakte de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bekend, dat de NAM een verzoek om ontheffing had ingediend ingevolge het Lozingenbesluit bodembescherming voor het lozen van vloeistoffen in het olieveld De Lier2 vanaf de putten 35 en 37.

 

1 Zie project 422. 

2 Dit veld ligt onder de gemeenten Naaldwijk, De Lier en Monster.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Wil van Duijvenbooden
ing. van Es

Voorzitter: dr. Hans Cohen
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Nederlandse Aardoliemaatschappij NAM

Bevoegd gezag
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland; Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.2 tot 1-4-2011: Oprichten inrichting voor gevaarlijk afval: verbranden, chemisch behandelen, storten of in de ondergrond brengen

Bijgewerkt op: 31 aug 2007