404

Incinerator bij de Aramide-maatschappij te Delfzijl

De Aramidemaatschappij V.o.F., locatie Delfzijl, heeft het voornemen een incinerator (verbrandingsoven) te bouwen ten behoeve van de verbranding van zogenoemd TDC- en PPD-procesafval, dat vrijkomt bij de productie van het aramidepolymeer. De installatie heeft een capaciteit van ten hoogste 2453 ton/jaar. 

 

Hoofdpunten uit het advies

De activiteit werd in eerste instantie, op grond van de Nederlandse regelgeving, niet m.e.r.-plichtig geacht. In 1991 zijn daarom de benodigde vergunningen inzake de Hinderwet, Wet geluidhinder, Wet verontreiniging oppervlaktewater en de Wet luchtverontreiniging verleend. Tegen de vergunning inzake de Wet luchtverontreiniging werd beroep aangetekend, waarna de Raad van State oordeelde dat milieueffectrapportage plaats moest vinden op grond van de EG-richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG). De Raad van State vernietigde de Wlv-vergunning. 

De Commissie kwam bij de toetsing van het MER tot de conclusie, dat in het MER enkele cruciale onderdelen niet voldoende waren uitgewerkt. Het betreft de beschrijving van alternatieven en van de immissies van uitworpen naar de atmosfeer. Op grond hiervan heeft bevoegd gezag besloten dat een aanvulling op het MER geschreven moest worden. In verband hiermee is de Commissie gevraagd haar advisering voorlopig op te schorten. Vervolgens is een aanvulling op het MER geschreven en bekendgemaakt.

De Commissie concludeerde in haar toetsingsadvies dat de aanvulling voorzag in alle hoofdpunten en vrijwel alle detailpunten van kritiek op het MER. Zij achtte het MER en de aanvulling dan ook een voldoende basis voor de besluitvorming over de vergunningverlening.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. ir. Frank van den Aarsen

ir. Jan Willem Assink

Compaan

ir. Wim van Doorn

voorzitter

dr. Hans Cohen

werkgroepsecretaris

drs. Stefan Morel

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Groningen, Rijkswaterstaat

Initiatiefnemer

Aramide Maatschappij v.o.f