2211. Nationaal Waterplan

De Minister van V&W stelt namens het Kabinet een nieuw Nationaal Waterplan (NWP) op. Daarin worden de hoofdlijnen van het landelijke waterbeleid vastgelegd voor de periode 2009-2015. Daarnaast geeft het plan ontwikkelingsrichtingen voor de toekomst aan. Voor de ruimtelijke aspecten van het hoofdwatersysteem geldt het NWP als structuurvisie.

Procedure en adviezen

plan-MER
06-05-2009 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer
11-05-2009 Kennisgeving MER
11-05-2009 Ter inzage legging MER
16-07-2009 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

Het plan-MER beschrijft de milieueffecten van ontwikkelingen op de korte en lange termijn, voorzover deze aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Het MER vervult voor beide planhorizonten een verschillende functie.

In het toetsingsadvies geeft de Commissie aan dat voor de in het NWP gemaakt keuzes binnen de planperiode (2009-2015) voldoende milieuinformatie aanwezig is. Voor het peilbeheer in het IJsselmeergebied is wel nader onderzoek nodig naar de gevolgen op Natura 2000-gebieden.

Voor de lange termijn zijn milieueffecten van "principekeuzes" en alternatieven daarvoor beschreven. Als deze keuzes gezien worden als mogelijke ontwikkelingsrichtingen geeft het MER voldoende informatie. Voor concrete kaderstellende keuzes is deze informatie nog niet voldoende, vanwege de vele onzekerheden, mogelijke significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden en subjectiviteit van de effectbeoordeling. Bovendien zijn veel ontwikkelingen nog niet in onderlinge samenhang bekeken. Dat geldt vooral voor bestaande en nieuwe activiteiten op de Noordzee, waarvoor het NWP de eerste en enige structuurvisie zal zijn.

De Commissie vindt het belangrijk dat voor de lange termijn ontwikkelingen een flexibele werkwijze wordt aangehouden, waarin nadrukkelijk ruimte blijft voor alternatieve strategieën. Daarnaast beveelt de Commissie aan om voor de Noordzee de belangenafweging nader te onderbouwen op basis van een integrale visie op de inrichting en het beheer. Daarvoor is nader inzicht nodig in de cumulatieve milieugevolgen van nieuwe en bestaande ontwikkelingen en activiteiten, vooral voor Natura 2000-gebieden. Verder doet de Commissie in het toetsingsadvies aanbevelingen gericht op de nadere uitwerking van de verschillende thema's.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Johan van der Gun
prof. dr. Piet Hoekstra
ing. Rob Vogel
ir. Theo Witjes

Voorzitter: dr. ir. Gerrit Blom
Werkgroepsecretaris: drs. Pieter Jongejans

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Bevoegd gezag
Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Overige gegevens

Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
007 Plan-m.e.r.
C05.1 tot 1-4-2011: Installaties in, op of boven zeebodem (m.u.v. boortorens) bevestigen, bij windmolens >= 15megawatt of >= 10 molens
C05.2 tot 1-4-2011: Ophogen van de zeebodem of uitbreiden van een eiland >= 500ha
C05.3 tot 1-4-2011: Ander gebruik van de zeebodem, dan hiervoor >= 1ha
C05.4 tot 1-4-2011: Zeebodem activiteiten in andere grote wateren >= 200ha
C09.0 tot 1-4-2011: (Her)inrichting landelijk gebied met functiewijziging >= 250ha
C12.1 tot 1-4-2011: Aanleg primaire waterkering
C12.2 tot 1-4-2011: Zee-, delta- of rivierdijk >= 5km, 250m3 profiel: wijziging of uitbreiding
C16.2 tot 1-4-2011: Continentaal plat: winning oppervlaktedelfstoffen >= 500ha
C18.5 tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval (m.u.v. baggerspecie): storten of in de grond brengen >= 500.000m3
C27.1 tot 1-4-2011: Wijzigen maatgevende peilverwachting voor Oosterscheldekering
C27.2 tot 1-4-2011: Wijzigen (streef)peil grote meren (Veerse -, IJssel-, Marker-, Rand-, Grevelingen, Haringvliet)

Bijgewerkt op: 16 jul 2009