198. Geïntegreerde afvalverwerkingsinrichting (GAVI) te Wijster

Het betreft de bouw van een geïntegreerde afvalverwerkingsinrichting in Wijster, waarbij verbranding de belangrijkste verwerkingsmethode zal zijn. De verwerkingscapaciteit van de inrichting zal rond de 720.000 ton/jaar huishoudelijk afval en gelijktijdig daarmee te verwerken bedrijfsafval bedragen.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
12-10-1988 Datum kennisgeving
12-10-1988 Ter inzage legging van de informatie
09-12-1988 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
02-05-1990 Kennisgeving MER
02-05-1990 Ter inzage legging MER
28-05-1990 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
15-08-1990 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

In het richtlijnenadvies adviseerde de Commissie om onder andere in te gaan op de gevolgen van de bouw van de nieuwe inrichting voor de bestaande installatie te Wijster. Ook zou de invloed van ontwikkelingen zoals bijv. gescheiden inzameling van groente-, fruit- en tuinafval op de capaciteit van de nieuwe inrichting aan bod moeten komen. 

In de voortoetsing constateerde de Commissie dat, hoewel het MER een goed geschreven document was, het voor een aantal vragen voor de besluitvorming onvoldoende informatie bevatte. Daarbij ging het vooral om informatie over de milieugevolgen van de bestaande inrichting (storten, composteren, voorscheiden e.d.) en de te verwachten milieugevolgen van de stort van verbrandingsreststoffen en de natte fractie kleiner dan 40 mm. Hierop is een notitie Nadere gegevens opgesteld. Na de nadere voortoetsing werd een notitie Aanvullende gegevens opgesteld. Deze beide notities werden tezamen met het MER en als onderdeel daarvan ter inzag gelegd bij de start van de inspraak-/toetsingsperiode. Tijdens de toetsing werd de adviesperiode voor de Commissie verlengd tot 15 augustus 1990. In het toetsingsadvies constateerde de Commissie dat de informatie in het MER en de daarvan deel uitmakende notities voldoende basis bood voor een besluitvorming, waarin het milieubelang een volwaardige plaats zou innemen. Tevens werd echter geconstateerd, dat ten aanzien van een aantal belangrijke aspecten leemten in kennis bestonden. Enerzijds betrof dit leemten in kennis over de bestaande milieutoestand en de milieugevolgen van de bestaande inrichting (onder andere dioxine-emissies, aantasting van de grondwaterkwaliteit), ten behoeve waarvan inmiddels onderzoek was gestart. Anderzijds ging het om kennis die op dat moment niet te leveren was en waarover alleen praktijkervaring uitsluitsel kon geven, zoals het voldoen van emissies van de inrichting aan de streefwaarden van de Richtlijn Verbranden 1989. Voor het verzamelen van deze nog ontbrekende kennis was een gedegen monitoring- en evaluatieprogramma, alsmede een bedrijfsintern milieuzorgsysteem van uitermate groot belang. In het MER waren dergelijke programma’s echter nog nauwelijks ontwikkeld.

De vergunningen zijn ter inzage gelegd van 17 december 1990 tot en met 17 januari 1991. Daartegen zijn beroepen ingesteld en zijn verzoeken om schorsing ingediend. In november 1991 heeft de Raad van State positief beschikt over de vergunningen en zijn deze beschikkingen van kracht geworden. De nog lopende procedure van Kroonberoep tegen het bestemmingsplan zal naar verwachting begin 1993 worden afgerond.

In juli 1999 is het eerste evaluatierapport vastgesteld en gepubliceerd.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Jan Willem Assink
dr. Hueck
Cees van Maanen
dr. Heiko Nieboer
mr. Daan Samkalden

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: drs. Rob Verheem

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
N.V. Energiebedrijf IJsselmij
N.V. Vuilafvoermaatschappij VAM, Wijster

Bevoegd gezag
Drenthe
zuiveringsschap Drenthe

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Drenthe


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.4 tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval: verbranden of chemisch behandelen van >= 100ton per dag

Bijgewerkt op: 31 aug 2007