1741

Winning van suppletiezand Noordzee 2007

De Hoofdingenieur-directeur (HID) van de Regionale Dienst Noord-Holland van Rijkswaterstaat heeft een coördinerende rol inzake kustzaken. De HID heeft het voornemen om in 2007 zand te winnen uit de Noordzee om te gebruiken bij het reguliere kustonderhoud en bij verbetering van enkele Zwakke Schakels in de kustverdediging.

Hoofdpunten uit het advies

Richtlijnen:

Jaarlijks wordt langs de Noordzeekust zand aangebracht (suppleties), bedoeld om de basiskustlijn te handhaven of om zwakke schakels in de kustverdediging te verstevigen. Dit zand wordt gewonnen in de Noordzee-kuststrook buiten de doorgaande -20 meter dieptelijn NAP en binnen de 12-mijlszone. Rijkswaterstaat doorloopt een milieueffectrapportage (m.e.r.) voor de winningen ten behoeve van de suppleties in 2007. Later volgt m.e.r. voor de winningen voor 2008 en de daaropvolgende 3 à 4 jaar.

De Commissie adviseert om in het MER voor de suppletiezandwinningen in 2007 de volgende aspecten te behandelen:

  • Een transparante verkenning naar winplaatsen binnen de zoekgebieden. Dit moet uitmonden in enkele alternatieven, waaronder in ieder geval het meest milieuvriendelijke alternatief. Varieer daarbij met locatiekeuzen, tijdstip van winnen en de wijze van winnen.
  • De gevolgen voor de ecologie, waarbij met name aan de orde moeten komen: de effecten van vertroebeling, de verwachte snelheid van (her)ontwikkeling in en rondom de winplaatsen, verstoring van fauna en de benodigde informatie voor de afweging in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
  • Een duidelijk beeld van de leemten in kennis over effecten en hoe voorzien wordt in het verkrijgen van nieuwe kennis in de vorm van een evaluatieprogramma.
  • De Commissie vraagt in de begeleidende brief aan het bevoegde gezag ook aandacht voor een volledig beeld van de milieueffecten van de kustverdediging, met andere woorden de effecten tengevolge van het winnen van het zand in samenhang met het suppleren, en monitoring en evaluatie. Dat hoeft niet in het MER voor de suppleties in 2007, maar de Commissie geeft in overweging om met gebruik van de beschikbare of beschikbaar komende documenten een totaalbeeld samen te stellen.

    toetsing:

    De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven in de besluitvorming over de ontgrondingenvergunning. Zij adviseert :

    • ten behoeve van de verdere besluitvorming aan te geven welke preventieve maatregelen genomen kunnen worden om effecten van (onderwater-)geluid voor zeezoogdieren te mitigeren.
    • om in het monitoring- en evaluatieprogramma aandacht te besteden aan de (cumulatieve) effecten van onderwatergeluid op zeezoogdieren en de resultaten ervan te gebruiken bij de vormgeving van latere zandwinningen;
    • aan te geven welk belang gehecht moet worden aan de aanwezige kennisleemtes bij en onzekerheden in de (cumulatieve) effectbepalingen van onderwatergeluid op zeezoogdieren, bijvoorbeeld ten aanzien van het doorlopen van de verschillende fases van de Habitattoets ten behoeve van de toetsing aan de Natuurbeschermingswet

    Samenstelling van de laatste werkgroep

    ir. Johan van der Gun

    drs. Mardik Leopold

    drs. Ronald van Oostrum

    prof. dr. ir. Marcel Stive

    prof. dr. Joost Terwindt

    voorzitter

    drs. Marieke van Rhijn

    werkgroepsecretaris

    dr. Geert Draaijers

    Projectinformatie

    Bevoegd gezag

    Rijkswaterstaat

    Initiatiefnemer

    Rijkswaterstaat Noord-Holland

    Laatste advies uitgebracht op

    20 februari 2007