1580. Electriciteitscentrale Europoort ENECO

Een joint venture van ENECO en International Power plc (IPR) heeft het voornemen om een aardgasgestookte elektriciteitscentrale met een bruto elektrisch vermogen van circa 840 MWe te bouwen en te exploiteren.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
02-05-2005 Datum kennisgeving
02-05-2005 Ter inzage legging van de informatie
29-06-2005 Advies uitgebracht
Richtlijnen
Toetsing
27-02-2006 Kennisgeving MER
27-02-2006 Ter inzage legging MER
12-05-2006 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsing

Opmerkingen bij de advisering

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) categorie C22.2 is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Het MER is opgesteld ten behoeve van de besluitvorming over vergunningverlening. Bevoegd gezag voor de vergunning in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) zijn Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. In het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat bevoegd gezag.

In het richtlijnenadvies legde de Commissie de nadruk op de aspecten luchtkwaliteit, energierendement, koeling, natuur en landschap en uitwerking van het meest milieuvriendelijke alternatief.

In het toetsingsadvies concludeerde de Commissie dat in het MER tezamen met de aanvulling daarop en de vergunningaanvragen ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren de essentiële informatie aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven in de besluitvorming.

Het MER, de aanvulling en de vergunningaanvragen geven een voldoende duidelijke beschrijving van de voorgenomen activiteit, de beschouwde alternatieven en de effecten daarvan op het milieu. De beschrijving van het energierendement van de installaties is summier, maar voldoende voor de voorliggende besluiten. Het meest milieuvriendelijk alternatief (mma) is op een navolgbare wijze ontwikkeld.

Aanvankelijk constateerde de Commissie in het MER een viertal essentiële tekortkomingen. Deze hadden betrekking op:

  • De absolute en relatieve uitstoot van stikstofoxiden;
  • Beoordeling van de koelwaterlozing en –onttrekking in relatie tot mogelijke cumulatie-effecten met andere inrichtingen in het gebied;
  • Beoordeling van de koelwaterlozing en –onttrekking in relatie tot de vispopulaties;
  • Het ontbreken van een ecologisch vriendelijk ontwerp.

De vragen over de bovenstaande punten zijn in de aanvulling behandeld. Ten behoeve van de verdere besluitvorming beval de Commissie o.a. aan om:

  • Absolute en relatieve emissie van NOx; na te gaan in hoeverre de emissie van stikstofoxiden bij de verschillende inzetprofielen nog verder verlaagd kan worden.
  • Ecologische effecten koelwater op vispopulaties; rekening te houden met de onzekerheden bij de effecten van de inzuiging van koelwater op de vispopulatie.
  • Ecologisch vriendelijk ontwerp; het geschetste voor het ecologisch vriendelijk ontwerp concreet mee te nemen en uit te werken.
  • NEC-plafonds; dit aspect nader uit te werken en aan te geven in hoeverre de NEC-plafonds zullen worden gehaald dan wel aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ing. Cor Coenrady
dr. Henk Everts
ir. Huub Stassen

Voorzitter: dr. Dick Tommel
Werkgroepsecretaris: drs. Andor van Dijk

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
ENECO (Europoort)

Bevoegd gezag
Provincie Zuid-Holland
Rijkswaterstaat,Zuid-Holland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C22.1 tot 1-4-2011: Oprichting energiecentrale (geen kerncentrale) >= 300megawatt per jaar

Bijgewerkt op: 18 dec 2007