1035. Civiel gebruik van de militaire luchthaven Weeze-Laarbruch, Duitsland

Het voornemen bestaat om de NAVO luchtmachtbasis Weeze-Laarbruch, die nog werd gebruikt door de Britse Royal Air Force (RAF) voor militaire doeleinden, vanaf 2000 te gaan gebruiken voor burgerluchtverkeer. 

Procedure en adviezen

Toetsing
12-07-1999 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
09-09-1999 Toetsingsadvies uitgebracht
Duits Toetsingsadvies
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

De luchthaven Weeze-Laarbruch is in gebruik als NAVO luchtmachtbasis door de Royal Air Force (RAF). Vanwege de veranderde politieke en militaire situatie in Europa zal de RAF aan het einde van 1999 de activiteiten op de luchthaven beëindigen en de luchtmachtbasis verlaten. Daarmee is de weg geopend om het luchthaventerrein te gebruiken voor andere doeleinden. Als initiatiefnemer heeft zich gemeld de "Flughafen Niederrhein" te Wesel die de luchthaven wil gebruiken voor de burgerluchtvaart. Deze initiatiefnemer heeft daarvoor een vergunningaanvraag ingediend bij het bevoegd gezag in Duitsland. Volgens de Duitse wetgeving is de wijziging in het gebruik van de luchthaven niet m.e.r.-plichtig. Er zijn echter grensoverschrijdende gevolgen van de voorgenomen activiteit voor Nederland omdat de start- en landingsbaan van de luchthaven precies west-oost ligt en slechts op enkele kilometers afstand van de Nederlandse grens ten oosten van de gemeente Bergen in de provincie Limburg.  

Uit erkenning voor de grensoverschrijdende gevolgen voor Nederland hebben de Duitse autoriteiten belanghebbenden in Nederland in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen van de initiatiefnemer. In deze inspraak is door verschillende partijen waaronder de gemeente Bergen, opgemerkt dat hoewel volgens Duits recht geen m.e.r.-plicht bestaat voor de besluitvorming over dit voornemen er op grond van de EG-richtlijn inzake m.e.r.1 wel sprake zou zijn van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. De reden daarvoor zou gelegen zijn in de conversie van militair naar burgerluchtvaartgebruik die gezien zou moeten worden als aanleg of wijziging van de luchthaven. Daarnaast wijzen dezelfde partijen in Nederland erop dat aan Nederlandse zijde in het studiegebied enkele natuurgebieden liggen die zijn aangewezen of zijn aangemeld als Speciale Beschermingszone op grond van de EU Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor de mogelijke beïnvloeding van deze Speciale Beschermingszones geldt een beoordelingsplicht bijvoorbeeld in de vorm van een m.e.r.. Met het oog daarop heeft de minister van VROM mede namens zijn collega's van LNV en van V&W de Commissie voor de m.e.r. verzocht te adviseren over de kwaliteit en volledigheid van de vergunningsbescheiden. Het verzoek om advies gebeurt volgens de minister analoog aan art. 7.38g Wm.

De Commissie voor de m.e.r. heeft de vergunningsbescheiden getoetst alsof het een milieueffectrapport zou betreffen. In het advies komt de Commissie tot de conclusie dat er veel essentiële informatie ontbreekt in de documenten bij de vergunningaanvraag. Het betreft:

  • de beschrijving van het voornemen (de baanlengte in het voorgenomen civiele gebruik),
  • het ontbreken van de toepassing van de beschermingsformules van de Vogel- en Habitatrichtlijn,
  • de afbakening van het studiegebied in Nederland,
  • de berekening van diverse geluidscontouren (Ke en LAeq),
  • berekening van individuele risicocontouren en de groepsrisicocurve,
  • de effecten op de luchtkwaliteit vanwege het verkeer dat door het civiele gebruik van de luchthaven wordt aangetrokken en
  • de beschrijving van het geohydrologische systeem vanwege emissies naar de bodem en het grondwater op de luchthaven als gevolg van mogelijke calamiteiten.

In het advies geeft de Commissie ook een ongevraagd oordeel over de m.e.r.-(beoordelings-) plicht van het voornemen. Zij komt daarbij tot de conclusie dat het niet zonder meer duidelijk is dat er sprake zou zijn van een dergelijke plicht. Dat neemt niet weg dat de Commissie van mening is dat het zinvol is om de Duitse autoriteiten te vragen de ontbrekende essentiële aan te vullen met het oog op de toestemming door de Nederlandse overheid tot gebruik van het Nederlandse luchtruim door opstijgende en dalende vliegtuigen in westelijke richting.

1 85/337/EEG. 

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. Ben Ale
prof. dr. Chris Backes
dr. ir. Boone
drs. Adrie de Jong
drs. Willy Passchier-Vermeer
prof. dr. Jan Thoen
capt. Richard Vissers

Voorzitter: ir. Niek Ketting
Werkgroepsecretaris: drs. Jules Scholten

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Flughafen Niederrhein GmbH

Bevoegd gezag
Ministerium fur Wirtschaft und Mittelstand, Technologie und Verkehr

Overige gegevens

Gebied: Germany; Nederland, provincie Limburg


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
009.1 Advies vanwege grensoverschrijdende gevolgen

Bijgewerkt op: 29 jul 2008