102. Berging baggerspecie benedenrivierengebied (Slufterdam)

Volgens het definitieve beleidsplan Verwerking van baggerspecie uit havens en vaarwegen in het benedenrivierengebied (1982) diende zo spoedig mogelijk een bergingslocatie te worden gerealiseerd met een inhoud van 100 tot 150 miljoen m3 voor de berging van bovengenoemde specie. Door de grote hoeveelheden specie en de verontreinigingsgraad (onder andere met zware metalen en persistente milieuvreemde stoffen) is berging op een maatschappelijk en milieutechnisch verantwoorde wijze niet makkelijk. De geschiktste locatie lijken een schiereiland aansluitend op, of een locatie gedeeltelijk gelegen op, de Maasvlakte, of een eiland in zee voor de mond van het Haringvliet.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
21-09-1982 Datum kennisgeving
21-09-1982 Ter inzage legging van de informatie
15-11-1982 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Evaluatie rapport
Toetsingsadvies voor projectnota
Toetsing
30-10-1984 Kennisgeving MER
30-10-1984 Ter inzage legging MER
31-01-1985 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Na advisering door de provincie Zuid-Holland, de Raad van de Waterstaat, de Rijks Planologische Commissie en de Interdepartementale Coördinatiecommissie voor Noordzeeaangelegenheden werden concessies verleend. 

De keuze voor de bergingslocatie is uiteindelijk gevallen op een locatie dicht gelegen bij het in de projectnota/MER voorgestelde alternatief III, aansluitend aan de Maasvlakte en geheel ten noorden gelegen van de zogeheten verlengde demarcatielijn. Naar aanleiding van inspraak en het toetsingsadvies is een aanvullende studie verricht naar de mogelijkheid om de berging hoger en dieper te maken en zo een kleiner oppervlak te geven. Deze variant is uiteindelijk ook gekozen.

In 1986 is begonnen met de opstelling en uitvoering van een evaluatieprogramma. In het rapport Evaluatie milieueffectrapportage Slufter over de periode 1986 tot en met 1990 zijn de eerste resultaten van het evaluatieonderzoek bekendgemaakt. Dit evaluatierapport is opgesteld op grond van artikel 7.39 van de Wet milieubeheer in het kader van de vergunning volgens de concessieverlening.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

drs. John Beijersbergen
prof. mr. Drupsteen
ir. Wil van Duijvenbooden
dr. Groen
ir. Ben Kreiter
ir. Meijer
dr. Rozema
dr. Charlotte baronesse Sloet van Oldruitenborch
prof. dr. Joost Terwindt
prof. dr. ir. Verruijt
dr. de Wolf

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: ir. Romke Seijffers

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Rotterdam
Rijkswaterstaat
Openbaar Lichaam Rijnmond

Bevoegd gezag
Rijkswaterstaat
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C00.1 interimperiode m.e.r.-plicht

Bijgewerkt op: 31 aug 2007