Regelgeving als gevolg van vernietiging PAS
Nieuwsbericht | 10 december 2019
Onlangs is de Spoedwet aanpak stikstof (35 347) aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel voorziet in de volgende aanvullende instrumenten voor de stikstof aanpak:
- De mogelijkheid voor een bij ministeriële regeling in te stellen drempelwaarde of een stikstofregistratiesysteem voor nader te omschrijven categorieën van projecten en andere handelingen.
- Een grondslag voor het stellen van regels bij ministeriële regeling om de stikstofuitstoot door de veehouderij via het veevoerspoor aanmerkelijk terug te dringen.
- Versnelde procedures op grond van de Crisis- en herstelwet voor besluiten die noodzakelijk zijn voor de bescherming, verbetering en herstel van de natuur in Natura 2000-gebieden.
Verder voorziet het wetsvoorstel in het vervallen van de vergunningplicht voor activiteiten met niet-significante effecten voor Natura 2000-gebieden.
Daarnaast heeft het kabinet de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om voorlichting te geven over de instelling van een drempelwaarde voor geringe stikstofdeposities. De Raad bleek kritisch en stelde dat, ‘om een drempelwaarde verdedigbaar te laten zijn, (..) (veel) meer maatregelen getroffen moeten worden dan alleen maatregelen die de cumulatieve stikstofdepositie van vrijgestelde maatregelen compenseren.’ Het moet gaan om gebiedsgericht uitgewerkte maatregelen waarvoor een ecologische onderbouwing nodig is. Ook stelt de Raad dat het pakket ‘geloofwaardig en effectief’ moet zijn.
Er zijn ook nieuwe beleidsregels van de provincies gepubliceerd over intern en extern salderen. Onderdeel hiervan is dat bij extern salderen met een vergunning 30% van de ruimte van die vergunning wordt ‘afgeroomd’. Deze beleidsregels worden op korte termijn ook weer aangepast als gevolg van recent overleg tussen provincies en minister. Er kan nog niet extern worden gesaldeerd met veehouderijen. Daarvoor is nog een besluit van het kabinet nodig over de productierechten bij extern salderen. Tot slot is er ook een Handreiking ADC-toets gepubliceerd.
Intern salderen
De ‘feitelijk gerealiseerde capaciteit’ is uitgangspunt voor intern salderen. Dat betekent dat initiatiefnemers de vergunde stikstofruimte van stallen of productiehallen die daadwerkelijk zijn gebouwd en in gebruik zijn genomen, kunnen inzetten voor nieuwe ontwikkelingen. Als een ondernemer minder gerealiseerd heeft dan in de vergunning staat, dan wordt het verschil in ruimte tussen vergunning en realisatie ingenomen bij een wijziging van de bedrijfsvoering. Wanneer een bedrijf echter aantoonbare stappen heeft gezet, of investeringen heeft gedaan om deze ruimte te vullen, zijn er mogelijkheden om daarvan af te wijken. Dat geldt ook voor bedrijven die innovatieve stikstofemissie reducerende technieken toepassen, projecten die noodzakelijk zijn voor de realisatie van doelen in een Natura 2000-gebied en voor projecten van algemeen belang of voor de nationale veiligheid, zoals dijkaanleg.
Extern salderen
Bij extern salderen geldt hetzelfde uitgangspunt: de ‘feitelijk gerealiseerde capaciteit’. Die ruimte mag een bedrijf dat stopt met haar activiteiten (saldogever) overdragen aan een bedrijf dat stikstofruimte nodig heeft (saldonemer). De saldonemer mag 70% van de overgedragen stikstofruimte benutten. De overige 30% komt ter beschikking van de natuur, samen met de niet-gerealiseerde capaciteit in de vergunning.
Daarnaast kan in sommige gevallen – beargumenteerd en onder strikte voorwaarden - een afwijkend percentage nodig zijn om tot voldoende daling van stikstofdepositie te komen. Dit kan zowel omhoog als - wanneer de omstandigheden dat toelaten - omlaag afwijken.
Vanwege de ontkoppeling met dier- en fosfaatrechten is (in ieder geval) tot 1 februari 2020 externe saldering met veehouderijen nog niet mogelijk.