ECLI:NL:RVS:2023:3075

Betreft Omgevingsvergunning geitenstal Lottum
Datum uitspraak 09-08-2023
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden m.e.r.-beoordeling, omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), gezondheid, veehouderij, intensieve veehouderij, Lottum
Bronnen vindplaats ECLI:NL:RVS:2023:3075

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het bevoegd gezag moet een m.e.r.-beoordeling baseren op concreet en reëel inzicht in de daadwerkelijk te verwachten emissies vanwege een activiteit.
  • Het bevoegd gezag moet van maatregelen om aanzienlijke milieugevolgen te voorkomen de haalbaarheid en effectiviteit beoordelen.
  • Het bevoegd gezag mag de uitkomst van een m.e.r.-beoordeling (dus) niet slechts baseren op een geldend (maatwerk)voorschrift dat de emissies niet mogen toenemen.
NB: In zijn artikel (JM 2023/134) gaat Roel Sillevis Smitt verder in op de gevolgen van deze uitspraak voor de praktijk.

Casus

Op 11 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een geitenstal en opfokstal met loods aan de Losbaan 44 te Lottum. De bestaande geitenhouderij wil zo uitbreiden. In de aanvraag staat dat er maatregelen op het bedrijf zullen worden getroffen om bij een uitbreiding van het aantal dieren de emissies gelijk te laten blijven met de bestaande situatie. Er is nog niet bekend welke maatregelen er worden getroffen omdat er nog geen geschikte huisvestingssystemen beschikbaar zijn die én de emissies voldoende reduceren én een diervriendelijke huisvesting garanderen. Zolang er niet een dergelijk huisvestingssysteem bekend is, zullen niet meer dieren gehouden worden dan in de bestaande situatie is toegestaan.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen milieueffectrapport (MER) hoeft te worden gemaakt en daarom een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) verleend. De inrichting moet immers een maatwerkvoorschrift (ook van 11 mei 2020) naleven dat bepaalt dat bij een uitbreiding van het aantal dieren de emissies van ammoniak, geur en fijnstof niet mogen toenemen ten opzichte van de bestaande situatie.
Appellanten vinden dat de wijziging van de inrichting belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, waardoor een MER nodig is. De milieugevolgen zijn onbekend, omdat onbekend is in wat voor stalsysteem de dieren zullen worden gehouden. De maatwerkvoorschriften bieden onvoldoende zekerheid en gaan uitsluitend over ammoniak, geur en fijnstof, maar niet over zoönosen en endotoxinen. Op 24 januari 2022 heeft de rechtbank Limburg het beroep ongegrond verklaard.

Overwegingen van de bestuursrechter
Het college heeft niet op de juiste manier vastgesteld of de uitbreiding van de geitenhouderij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het college heeft dat standpunt volledig gebaseerd op het geldende maatwerkvoorschrift. Uit de uitspraak blijkt dat dit om een drietal redenen problematisch is:

  1. Niet verzekerd is dat de emissies vanwege de nieuwe activiteit niet zullen toenemen bij de aangevraagde toename van het aantal dieren. Bij een toename van dieren nemen in beginsel ook de emissies toe. Een geschikt stalsysteem om in de nieuwe situatie de totale emissies gelijk te houden was toen nog niet beschikbaar. Daarom heeft de aanvrager gerekend met een fictieve, lagere emissiefactor. Van een nog te ontwikkelen nieuw stalsysteem kan echter nog niet worden beoordeeld of dit de gewenste en benodigde reductie zal opleveren.
  2. De werkelijke emissies zijn niet in beeld. Voor het nemen van een beslissing over een m.e.r.-beoordeling is nodig dat een concreet en reëel inzicht wordt verschaft in de daadwerkelijk te verwachten emissies. Omdat deze informatie nog niet beschikbaar is, heeft het college die beoordeling in dit geval niet kunnen maken en niet gemaakt.
  3. Niet uitgesloten is dat de activiteit nog meer en andere nadelige gevolgen voor het milieu heeft (red.: hiermee lijkt de Afdeling te doelen op de zoönosen en endotoxinen waarop appellanten wezen).

Uitspraak
Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank en de omgevingsvergunning worden vernietigd.