ECLI:NL:RVS:2022:581
Betreft | OBM melkgeitenhouderij Mastenbroek |
---|---|
Datum uitspraak | 23-02-2022 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Hoger beroep |
Trefwoorden | gezondheid, voorzorgsbeginsel, intensieve veehouderij, geitenhouderij, omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM), Mastenbroek |
Bronnen vindplaats | ECLI:NL:RVS:2022:581 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Voor een m.e.r.-beoordeling is van belang wat de algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van het wonen nabij geitenhouderijen zijn op het moment van het nemen van het m.e.r.-beoordelingsbesluit.
- De rapporten Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO II en III, resp. 2017 en 2018) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geven geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de oorzaak van gezondheidsrisico’s voor omwonenden van geitenhouderijen. Beide rapporten geven wel in algemene zin aan dat er een verhoogde kans op longontsteking bestaat bij mensen die in een straal van 2 kilometer rond een geitenhouderij wonen. Om de specifieke oorzaken aan te tonen is meer onderzoek nodig.
- De enkele aanwezigheid van een zorgboerderij in de omgeving van een geitenhouderij hoeft geen reden te zijn om een milieueffectrapport te verlangen van de geitenhouderij.
Casus
Vergunninghouder exploiteerde in Mastenbroek een rundvee- en schapenhouderij, maar heeft plannen om dit te veranderen naar een melkgeitenhouderij. Zij wil één van de bestaande stallen aanpassen voor het houden van 247 geiten (ouder dan 1 jaar) en 305 opfokgeiten (tot 1 jaar). Verder is de bedoeling om een vleeskalverenstal in te richten voor het houden van 560 melkgeiten.
Op 23 oktober 2018 heeft vergunninghouder een ‘Aanmeldingsnotitie mer-beoordeling’ bij het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland ingediend. Op basis van deze notitie heeft het college op 19 januari 2019 besloten dat voor de omschakeling naar een geitenhouderij geen milieueffectrapport nodig is. Op 5 maart 2019 heeft het college een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna: OBM) verleend. Appellante stelt dat er wel een milieueffectrapport nodig was vanwege de gezondheidsrisico’s van een geitenhouderij.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ex tunc toetsing bestuursrechter
De Afdeling stelt voorop dat de bestuursrechter het besluit op bezwaar ‘ex tunc’ toetst. Dat betekent op basis van feiten en omstandigheden die bekend waren ten tijde van het besluit. Daarom is het voor de beoordeling van belang wat de algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van het wonen nabij geitenhouderijen waren ten tijde van het besluit.
Het rapport "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht" uit november 2019 van het RIVM is van na het besluit op bezwaar van 21 augustus 2019. Het college kon en hoefde met dit rapport daarom geen rekening te houden.
Inhoud en conclusies VGO-rapporten
Het college kon en moest wel rekening houden met de rapporten "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartsenpraktijken 2014-2016" uit september 2018 (VGO-rapport III 2018) en het onderzoek "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies)" (VGO-rapport II 2017) van het RIVM dat is gepubliceerd op 16 juni 2017.
Uit het VGO-rapport II 2017 volgt dat het aantal extra gevallen van longontsteking in het onderzoeksgebied over de jaren 2009 - 2013 door de aanwezigheid van geitenbedrijven gemiddeld ongeveer 89 patiënten per 100.000 mensen per jaar is. Wat deze precieze toename veroorzaakt, is nog onduidelijk. Om de specifieke oorzaken van de toename van het aantal longontstekingen te achterhalen is meer onderzoek nodig. Pas dan kunnen volgens het RIVM bedrijfsgerichte maatregelen worden aanbevolen.
In het rapport staat ook dat lokale kenmerken van het onderzoeksgebied, bijvoorbeeld luchtvervuiling uit omliggende (industrie)gebieden, van invloed kunnen zijn op de bevindingen. Om die reden pleit het RIVM voor vervolgonderzoek in een ander deel van het land.
Het VGO-rapport III 2018 bevestigt dat er een verhoogde kans op longontsteking bestaat bij mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen. Het gaat om een straal van twee kilometer rondom geitenhouderijen. Het hiervoor genoemde VGO-rapport II 2017 gaf dit verband ook al aan. Het VGO-rapport III 2018 bevestigt deze bevindingen voor de jaren 2014-2016 in het oosten van Noord-Brabant en het noorden van Limburg. Uit het onderzoek volgt, net als uit VGO-rapport II, dat de precieze oorzaken van de relatie tussen het wonen nabij een geitenhouderij en een verhoogde kans op het oplopen van een longontsteking nog niet bekend zijn en onderzocht moeten worden.
Conclusies doorwerking VGO-rapporten in m.e.r.-beoordeling
Uit het VGO-rapport II 2017 volgt niet dat het in algemene zin ontoelaatbaar is dat het bevoegd gezag de nieuwvestiging van een geitenhouderij mogelijk maakt. Zie ook de eerdere uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2713.
Ook het door appellante genoemde VGO-rapport III 2018 toont geen causaal verband aan tussen longontsteking en geitenhouderijen in de omgeving. Dat betekent dat ook uit dit rapport er geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten volgen over de oorzaak van gezondheidsrisico’s voor omwonenden van geitenhouderijen.
Het college heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen milieueffectrapport vereist was.
Aanwezigheid zorgboerderij in omgeving
Ook specifiek de aanwezigheid van een zorgboerderij in de omgeving, los van het antwoord op de vraag of deze daar ruimtelijk is toegestaan, hoefde voor het college geen reden te zijn om toch een milieueffectrapport te verlangen.
Uitspraak
Het betoog slaagt niet.