ECLI:NL:RVS:2021:1108

Betreft Bestemmingsplan buitengebied De Marne
Datum uitspraak 26-05-2021
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - enkelvoudig
Trefwoorden intensieve veehouderij, stikstofdepositie, Natura 2000-gebieden, bestemmingsplannen, landelijk gebied, De Marne
Bronnen vindplaats ECLI:NL:RVS:2021:1108

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een stikstofregeling in een bestemmingsplan (bestaande uit een verbod op een toename van stikstofemissie vanuit het plangebied ten opzichte van de feitelijk bestaande, planologisch legale situatie voorafgaand aan het plan) is toegestaan.
  • Een passende beoordeling vanwege mogelijke nadelige effecten op Natura 2000-gebied door stikstofdepositie is niet vereist als:
    • het plan zo’n stikstofregeling bevat en de planologisch toegestane situatie ook feitelijk wordt benut; of
    • de uitbreidingsmogelijkheden uit een bestaande, onherroepelijke natuurvergunning één-op-één ingepast worden en voor die vergunning al een passende beoordeling is gemaakt.

Casus

Op 10 juli 2019 heeft de raad van de gemeente Het Hogeland het bestemmingsplan "Buitengebied De Marne" vastgesteld. Met het plan is het vorige bestemmingsplan voor het buitengebied van de voormalige gemeente De Marne (van 16 december 2008) geactualiseerd. Appellante heeft een agrarisch bedrijf binnen het plangebied. Voor haar perceel gold sinds juni 2015 een postzegelplan dat voorzag in het realiseren van een nieuwe stal en het vergroten van het bouwvlak voor de uitbreiding van het bedrijf. De op grond van het postzegelplan mogelijke ontwikkelingen zijn niet volledig gerealiseerd.
Appellante voert aan dat de raad in artikel 3.4.1 van de planregels ten onrechte een verbod op een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie heeft opgenomen. Volgens appellante hoort dit verbod niet thuis in een bestemmingsplan en zal het bedrijf nadelen van deze regeling ondervinden.
Volgens de raad is het nodig om vanwege het uitvoerbaarheidsvereiste in het plan vast te leggen dat toename van de stikstofdepositie niet is toegestaan. De ontwikkeling van het bedrijf wordt daardoor niet onnodig beperkt. De raad stelt dat deze planregel inhoudelijk overeenstemt met planregels zoals die al eerder in bestemmingsplannen zijn opgenomen en door de Afdeling zijn getoetst. De raad verwijst hiervoor naar de uitspraken van 6 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2942), 6 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1411) en 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3433). De raad stelt verder dat de planregels voldoende duidelijk zijn.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat het op grond van de planregels verboden is om vee te houden als dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie. Dit wordt bepaald vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op stikstofgevoelige habitats in Natura2000-gebieden. De bestaande situatie voor stikstofdepositie is in de planregels vastgelegd: de activiteit die bij het vaststellen van dit bestemmingsplan is toegestaan op grond van een natuurvergunning of op grond van een omgevingsvergunning waarbij de natuurtoestemming is aangehaakt. Bij het ontbreken van een vergunning geldt het feitelijke en planologisch legale gebruik.
De Afdeling overweegt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden (artikel 2.8, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb), in samenhang gelezen met artikel 2.7, eerste lid, van de Wnb).
Eerder overwoog de Afdeling dat het opnemen van een verbod is toegestaan om gronden en bouwwerken te gebruiken waardoor de stikstofdepositie vanaf een veehouderijbedrijf toeneemt ten opzichte van de feitelijk bestaande, planologisch legale situatie voorafgaand aan het plan (stikstofregeling) (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3417), r.o. 16.3; red.: de stikstofdepositie is gedefinieerd als de stikstofdepositie als gevolg van emissie van een veehouderij conform de in bijlage 4 opgenomen natuurvergunningen en PAS-meldingen). De uitzonderingsregeling voor ontwikkelingen beneden de drempel- en grenswaarde van het PAS, die in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen was, is naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 uit de regels van het bestemmingsplan geschrapt.
Ook overwoog zij in haar uitspraak van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:684, r.o. 23.6) eerder dat een passende beoordeling achterwege mag blijven:

  • als voor de gebruiksmogelijkheden wordt aangesloten bij de feitelijke en planologisch toegestane situatie, voorafgaand aan de vaststelling van het plan. Dat kan alleen als de planologisch toegestane situatie op dat moment ook feitelijk wordt benut; of
  • als wordt aangesloten bij de uitbreidingsmogelijkheden uit een onherroepelijke Wnb-vergunning voor het veehouderijbedrijf , waaraan een passende beoordeling ten grondslag heeft gelegen en die in het plan een één-op-één-inpassing heeft gekregen.
De Afdeling oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de planregels niet voldoen aan de zojuist omschreven uitgangspunten.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.