ECLI:NL:RVS:2020:2074

Betreft Bestemmingsplan Zandweerd
Datum uitspraak 31-08-2020
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Voorlopige voorziening/bodemzaak
Trefwoorden Deventer, stedelijke ontwikkelingsprojecten, m.e.r.-beoordeling, wijziging
Bronnen vindplaats Zaaknummer 202003826/1/R3 en 202003826/2/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De gemeenteraad mag zich bij de gewijzigde vaststelling van een bestemmingsplan baseren op de m.e.r.-beoordeling bij het ontwerp-plan, als de wijzigingen sinds het ontwerp-plan beperkt zijn.
  • Ook mogen deze wijzigingen geen wezenlijk andere gevolgen voor het milieu hebben.

Casus

Op 13 mei 2020 heeft de gemeenteraad van Deventer het bestemmingsplan "Tuinen van Zandweerd" vastgesteld. Het plan voorziet in maximaal 150 woningen (deels gestapeld) op de locatie van Park Zandweerd. Aan een relatief groot deel van het plangebied is opnieuw een groenbestemming gegeven, zodat het park planologisch behouden blijft. Er is sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.
Op 9 juli 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) besloten dat de milieugevolgen van het plan niet dusdanig zijn, dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Dat besluit is in de plantoelichting opgenomen.
 
Appellante betoogt onder meer dat de conclusie in de m.e.r.-beoordeling niet juist is. Zij geeft daarbij aan dat sinds de m.e.r.-beoordeling het ontwerp-plan nog gewijzigd is en die wijzigingen wél nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In dit verband wijst zij erop dat uit de plankaart blijkt dat het plandeel met de bestemming ‘Woongebied’ verder het groen in is geschoven, onder meer bij de vijvers. Ook is een bijlage bij de planregels, waarop de te behouden bomen staan ingetekend, gewijzigd. Verder zijn enkele planregels tekstueel gewijzigd.
 
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling stelt vast dat het om een stedelijk ontwikkelingsproject gaat zoals bedoeld in D11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. De drempelwaarde van die categorie wordt niet overschreden. Gelet op artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. heeft het college terecht een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gedaan.
De Afdeling stelt verder vast dat het toegestaan is dat de raad het plan gewijzigd vaststelt. Dit mag alleen niet als de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld. In dat geval moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen. 
De Afdeling oordeelt dat de wijzigingen van het plan ten opzichte van het ontwerp-plan naar aard en omvang beperkt zijn. Zij overweegt daarbij dat de wijzigingen hoofdzakelijk gevolgen hebben voor de situering van de woningen op de gronden waaraan de bestemming "Woongebied" is toegekend. Het plandeel met de bestemming "Woongebied" is ten opzichte van het ontwerp weliswaar iets verschoven en vergroot, maar naar het oordeel van de Afdeling gaat het om een beperkte wijziging en leidt dit niet tot wezenlijk andere mogelijkheden. Het is ook niet aannemelijk dat het plan als gevolg van deze wijzigingen wezenlijk andere gevolgen voor het milieu heeft. De gemeenteraad mocht zich op het oordeel van burgemeester en wethouders baseren dat inderdaad geen milieueffectrapport hoefde te worden opgesteld.
 
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.