ECLI:NL:RVS:2019:3325
Betreft | Bestemmingsplan buitengebied Waalre |
---|---|
Datum uitspraak | 02-10-2019 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | intensieve veehouderij, stikstofdepositie, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling, actualiteit, Waalre |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201706875/1/R2 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een plan kan alleen naar een Passende beoordeling bij het voorgaande plan verwijzen als de ontwikkelingsmogelijkheden met nadelige effecten op Natura 2000-gebieden ten opzichte van dat vorige plan niet toenemen;
- Dat de kans op een toename van nadelige effecten op Natura 2000-gebied ten opzichte van het voorgaande plan klein is, doet daar niet aan af;
- Als een Passende beoordeling vereist is voor een plan, is het plan-m.e.r.-plichtig.
Casus
Op 6 juni 2017 heeft de raad van de gemeente Waalre het bestemmingsplan ‘Buitengebied Waalre’ vastgesteld. Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening voor het hele buitengebied van Waalre. De raad heeft naar aanleiding van verschillende beroepen het plan op enkele onderdelen gerepareerd in het ‘Buitengebied-Reparatieplan’.
Appellante stelt dat het plan ten opzichte van de feitelijk bestaande, legale situatie op het moment van vaststelling, ruimte biedt voor ontwikkeling voor agrarische bedrijven. Omdat deze ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de omliggende Natura 2000-gebieden, zoals ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’ had de raad volgens haar een Passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) en een MER op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer (Wm) moeten opstellen.
Ook is ten onrechte niet de cumulatie met effecten van andere plannen op de Natura 2000-gebieden onderzocht.
De raad kon volgens haar niet volstaan met de verwijzing naar de Passende beoordeling en het MER die zijn opgesteld voor het vorige bestemmingsplan voor het buitengebied van 25 juni 2013. Het plan van nu biedt meer mogelijkheden dan het vorige plan voor de uitbreiding en vestiging van en omschakeling naar veehouderijen en paardenhouderijen. Ook kan nu het bouwvlak volledig worden bebouwd, zijn niet alle planregels duidelijk en is de definitie van grondgebonden veehouderijen verruimd ten opzichte van het vorige plan.
Samenvattend kan volgens appellante het aantal dieren in het plangebied toenemen, waardoor emissies vanuit stallen, door transporten en vanwege meer beweiding toenemen. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn daardoor niet uitgesloten.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling oordeelt dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de toegelaten ontwikkelingen ten opzichte van de feitelijk bestaande legale situatie ten tijde van vaststelling van het plan, eerder passend zijn beoordeeld. De raad kon daarom geen beroep doen op de uitzondering op de verplichting om een Passende beoordeling te maken (als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid van de Wnb). Bij wijze van voorbeelden gaat de Afdeling in op enkele van de door appellante genoemde ontwikkelingsmogelijkheden. Het plan maakt een omschakeling naar paardenhouderijen mogelijk en een uitbreiding van bestaande paardenhouderijen. Voor de termen ‘bestaande veestapel’ en ‘toename van ammoniakemissie’ ontbreekt een definitie en bij bestaand gebruik en bestaande bouwwerken is ten onrechte verwezen naar het moment van inwerkingtreding van het plan in plaats van het moment van vaststelling van het plan. De raad voert aan dat weliswaar niet de zekerheid kan worden gegeven dat het plan een herhaling is van het voorgaande, maar dat -vanwege de aangescherpte Verordening - de kans op negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden niet groter is dan met het vorige plan. De Afdeling vindt dat een onvoldoende onderbouwing voor het toepassen van de uitzondering op de verplichting om een Passende beoordeling te maken. Daardoor is het niet zeker dat natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet wordt aangetast.
Vanwege de verplichting om een Passende beoordeling op te stellen, had ook een plan-MER moeten worden opgesteld.
Uitspraak
De rechtbank vernietigt het besluit voor zover het de plandelen met de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden’ en ‘Agrarisch met waarden-Natuur’ betreft.