ECLI:NL:RVS:2018:1398
Betreft | Bedrijventerrein en windturbinepark Gorinchem |
---|---|
Datum uitspraak | 25-04-2018 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | milieueffectrapportage (m.e.r.), locatiealternatieven, landschap, bedrijventerreinen, windturbines, bestemmingsplannen, Gorinchem |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201705577/1/R6 en 201705578/1/R3 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
-
Een korte periode tussen de afloop van de ter inzage termijn van de notitie reikwijdte en detailniveau en het ter visie gaan van het milieueffectrapport, betekent op zichzelf niet dat het milieueffectrapport ondeugdelijk is.
-
Als op verzoek van de Commissie m.e.r. in een aanvulling op het milieueffectrapport nader is onderbouwd waarom locatiealternatieven zijn afgevallen, ook al is in eerdere beleidsstukken voor een bepaalde locatie gekozen, dan is dat voldoende gemotiveerd.
-
Als uit het milieueffectrapport blijkt dat een plan negatieve effecten heeft op het landschap, kan het bevoegd gezag vanwege andere grote belangen het plan toch door laten gaan.
Casus
Op 20 april 2017 heeft de raad van de gemeente Gorinchem het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein en windturbinepark Groote Haar’ vastgesteld. Op 11 mei 2017 stelde de raad van de gemeente Giessenlanden het bestemmingsplan ‘Aansluiting A27 en verbindingsweg Groote Haar’ vast.
De plannen voorzien in de realisatie van een regionaal bedrijventerrein van 68 ha bruto ten noorden van de kern van Gorinchem, de ontsluiting daarvan, en de oprichting van twee windturbines met een maximale tiphoogte van 175 meter.
Bij de voorbereiding van de besluiten is een gecombineerd plan/project-milieueffectrapport gemaakt. Naar aanleiding van een tussentijds toetsingsadvies is het milieueffectrapport aangevuld. Appellanten zijn tegen de plannen vanwege de nadelig effecten op natuur, landschap, woon- en leefklimaat en/of bedrijfsvoering.
Procedure milieueffectrapportage
Appellanten voeren aan dat het opstellen van het milieueffectrapport al gestart was terwijl de ‘Notitie reikwijdte en detailniveau Gebiedsontwikkeling Groote Haar’ (NRD) nog ter visie lag. De NRD lag namelijk tot en met 3 december 2015 ter inzage en het milieueffectrapport is kort daarna samen met het voorontwerp van het bestemmingsplan vanaf 12 februari 2016 ter inzage gelegd.
Daarnaast zijn na afloop van de terinzagetermijn van het ontwerp-bestemmingsplan aanvullende onderzoeken verricht in het kader van de Flora- en Faunawet, waardoor het niet mogelijk is geweest daarover zienswijzen in te dienen.
Locatiealternatieven
Appellanten menen dat in het milieueffectrapport niet alleen inrichtingsalternatieven hadden moeten worden onderzocht, maar ook locatiealternatieven. Dat de locatie al sinds lange tijd in gemeentelijke en provinciale beleidsstukken is opgenomen, vinden zij onvoldoende onderbouwing om het onderzoek naar alternatieve locaties achterwege te laten.
Landschap
Appellanten wijzen er op dat het plan de landschappelijke waarden van het Groene Hart zal aantasten, terwijl dat gebied een specifiek wettelijk beschermingsregime heeft.
Overwegingen van de bestuursrechter
Procedure milieueffectrapportage
De Afdeling oordeelt dat het enkele feit dat de onderzoeken voor het milieueffectrapport al zijn gestart in de periode dat de NRD ter inzage lag, niet tot gevolg heeft dat twijfel over de deugdelijkheid van die onderzoeken ontstaat.
Verder overweegt de Afdeling dat een deel van de onderzoeken in het kader van de Flora- en Faunawet na afloop van de terinzagetermijn zijn uitgevoerd. Naar het oordeel van de Afdeling staat geen rechtsregel daaraan in de weg. Dit is alleen anders als de aanvullende onderzoeken tot gevolg zouden hebben gehad dat het plan wezenlijk anders wordt dan het ontwerpplan. In dat geval zou een gewijzigd ontwerpplan ter inzage moeten worden gelegd. Die noodzaak is er in dit geval niet.
Locatiealternatieven
De Afdeling constateert dat in het milieueffectrapport in paragraaf 2.2 is vermeld dat geen locatieonderzoeken voor het bedrijventerrein worden beoordeeld, omdat over de locatie Groote Haar al in verschillende publiekrechtelijke plannen en besluiten van de provincie, regio en gemeente is besloten. De Commissie m.e.r. heeft in haar voorlopig toetsingsadvies geadviseerd in een aanvulling op het milieueffectrapport alsnog locatiealternatieven te onderzoeken. Vervolgens zijn in een straal van 25 kilometer rond het plangebied in een aanvulling op het milieueffectrapport twaalf alternatieve locaties onderzocht op zowel milieu- als planologische criteria. Geconcludeerd is dat de locatie Groote Haar het meest geschikt is. Appellanten hebben niet verder kunnen motiveren waarom het aanvullende onderzoek ontoereikend zou zijn.
Landschap
In het milieueffectrapport zijn de effecten van het bedrijventerrein en de ontsluitingsweg onderzocht. Daaruit blijkt dat landschappelijke karakteristieken van het Groene Hart enigszins worden aangetast. De open polder wordt namelijk verkleind en een open agrarisch gebied verdwijnt door de komst van het bedrijventerrein. Dit wordt onderkend in de plantoelichting. De gemeenteraad geeft de doorslag aan de grote belangen die gemoeid zijn bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Daarnaast wordt het bedrijventerrein omzoomd met een groen- en waterstrook, zodat een zachte overgang van het terrein naar de polder ontstaat. Naar het oordeel van de Afdeling is het niet onredelijk dat de gemeenteraad aan andere belangen de doorslag geeft.
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen ongegrond.