ECLI:NL:RVS:2016:399

Betreft Inpassingsplan Logistiek Park Moerdijk
Datum uitspraak 17-02-2016
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Moerdijk, bedrijventerreinen, alternatievenonderzoek, geluid, verkeer, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), wegen, stedelijke ontwikkeling, monitoring, A16
Bronnen vindplaats

 Zaaknummer 201503808/1/R6

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Voor de toetsing aan de ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling dient uitgegaan te worden van de wettelijke planperiode van 10 jaar.

  • Als uit het plan-MER blijkt dat één van de alternatieven het beste aan de gestelde doelen voldoet, is het redelijk om dat alternatief te kiezen, ook al bieden andere alternatieven wellicht andere voordelen.

  • Het is toegestaan in het milieueffectrapport monitoring voor te stellen en in het plan voor te schrijven als niet zeker is of en waar verkeersknelpunten optreden bij toegenomen verkeersdrukte door het plan.

  • In het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is in strijd met de Crisis- en herstelwet niet bepaald hoe lang gebruik mag worden gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de planperiode van 10 jaar.

    NB: Het door de Afdeling geconstateerde gebrek in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is inmiddels hersteld (13e Tranche).

Casus

Op 6 februari 2015 hebben provinciale staten van de provincie Noord-Brabant het inpassings- en exploitatieplan ‘Logistiek Park Moerdijk’ (hierna:LPM) vastgesteld. Op 3 februari 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk voor dit plan hogere geluidwaarden op twee woningen vastgesteld. Het plan voorziet in de bovenregionale vraag naar een geschikte, grootschalige, multimodaal ontsloten locatie in West-Brabant voor havengerelateerde logistieke bedrijven. Het LPM beslaat een oppervlakte van ongeveer 142,2 hectare netto uitgeefbaar terrein. Het gebied wordt globaal ingekaderd door de snelwegen A16 en A17 en een cultuurhistorische dijk, de Lapdijk. Er wordt voorts voorzien in een zogeheten Interne Baan om te zorgen voor een directe verbinding met het bestaande Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk.

In het inpassingsplan wordt niet de wettelijke planperiode van 10 jaar tot uitgangspunt genomen, maar een realisatietermijn van 16 jaar. De verlengde termijn is als uitgangspunt genomen bij de toetsing aan de ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling.

Planperiode en ladder duurzame stedelijke ontwikkeling
Appellanten kunnen zich niet verenigen met de langere planperiode. Zij wijzen er op dat die wettelijke mogelijkheid nog niet bestond op het moment dat het plan werd vastgesteld. Ook menen zij dat het vanwege onzekere economische ontwikkelingen, onzeker is of het plan wel binnen 16 jaar uitgevoerd kan worden. Daarnaast menen zij dat het park niet voorziet in een actuele regionale behoefte.

Locatiekeuze
Appellanten betogen dat, als er al een LPM zou moeten komen, de locatie Moerdijk-West verreweg beter zou zijn dan de gekozen voorkeurslocatie Moerdijk-Oost. In de afwegingen voor de locatiekeuze ontbreken ten onrechte de effecten op Natura 2000-gebieden en het waterbergingsgebied, de ontsluiting van de locatie Oost via knooppunt Noordhoek, het mogelijk archeologisch waardevolle gebied ‘Eiland van Moerdijk’ en de uitplaatsing van het bedrijf Caldic. Ook is uitgegaan van een onjuist aantal woningen, zouden voor de ontsluiting van Moerdijk-West minder kosten gemaakt hoeven worden en kan het LPM gefaseerd worden aangelegd vanwege de aansluiting op het bestaande industrieterrein. Omdat de verschillen tussen de onderzochte alternatieven klein zijn, was de locatiekeuze wellicht anders uitgevallen als van de correcte uitgangspunten uitgegaan was.

Andere appellanten zijn van mening dat het locatiealternatief op het voormalige Shell-terrein ten onrechte niet onderzocht is. Daarnaast wijzen zij op feitelijke onjuistheden in de gemaakte vergelijking van de locaties Moerdijk-Oost en Moerdijk-West.

Leefbaarheid
Appellanten betogen dat de leefbaarheid in het dorp Moerdijk ernstig in gevaar komt doordat het ingeklemd wordt tussen industrie. Zij vrezen voor geluidsoverlast, toegenomen veiligheidsrisico’s en problemen bij de verkeersafwikkeling.

Overwegingen van de bestuursrechter

Planperiode en ladder duurzame stedelijke ontwikkeling
De Afdeling constateert dat de provincie gebruik heeft gemaakt van artikel 7k, tweede lid, Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Die bepaling maakt een looptijd van 20 jaar mogelijk voor het inpassingsplan Moerdijk (in afwijking van de wettelijke planperiode van 10). In dit artikel is niet bepaald hoe lang ervan gebruik kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling is artikel 7k, tweede lid, Besluit uitvoering Crisis-en herstelwet in strijd met artikel 2.4, derde lid, onder b, van de Crisis- en herstelwet en kan het artikel daarom niet gebruikt worden. In de Crisis- en herstelwet staat namelijk dat in het uitvoeringsbesluit moet worden bepaald van welke planologische en milieuregels mag worden afgeweken en voor welke periode. In het uitvoeringsbesluit staat echter niet hoe lang gebruik mag worden gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de normale wettelijke regels. Ook voor de toetsing aan de ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling moet naar het oordeel van de Afdeling worden uitgegaan van een planperiode van 10 jaar.

Locatiekeuze
De Afdeling wijst er op dat in het plan-MER vijf locaties zijn onderzocht aan de hand van vier geschiktheidseisen voor een regionaal logistiek park, waaronder de locaties Moerdijk-Oost en Moerdijk-West. Volgens het plan-MER geeft het LPM de beste invulling aan die geschiktheidseisen, zoals multimodaliteit, een goede ontsluiting en bereikbaarheid (een mogelijke verbinding met zowel de A16 als de A17) en milieu. Uit het plan-MER blijkt ook dat Moerdijk-West alleen met de A17 kan worden verbonden en Moerdijk-West en Moerdijk-Oost ongeveer gelijk scoren op het gebied van leefbaarheid.

De Afdeling oordeelt dat het redelijk is dat provinciale staten de doorslag hebben gegeven aan de goede ontsluiting en bereikbaarheid, zelfs als zij van de door appellanten genoemde uitgangspunten waren uitgegaan.

Leefbaarheid
De Afdeling overweegt dat in het plan-MER staat dat voor twee woningen wordt verwacht dat de wettelijke grenswaarde van de Wet geluidhinder wordt overschreden. Voor die woningen is door het college een hogere waarde vastgesteld. Naar het oordeel van de Afdeling voldoet het plan aan de Wet geluidhinder en is er geen onaanvaardbare geluidhinder. In het MER wordt verder gewezen op een beperkte verkeerstoename op de hoofdwegen, waaronder de A16 en A17, als gevolg van het plan. Congestieproblemen kunnen volgens het MER alleen worden opgelost als het Rijk de hoofdwegen en de aanvoerroutes daarnaartoe aanpast. Ook blijkt uit het verkeersmodel dat de verkeersdrukte op het onderliggende wegennet toeneemt als gevolg van het plan en de autonome ontwikkeling. Volgens het MER kan het probleem in de kern van Moerdijk met monitoring worden bepaald en moeten mogelijk maatregelen genomen worden als knelpunten optreden. Naar het oordeel van de Afdeling is het redelijk om aan te nemen dat de verwachte verkeerscongestie op de A16 en A17 en in de kern van Moerdijk beperkt blijft en dat mogelijke maatregelen toereikend zullen zijn.

Uitspraak
De Afdeling vernietigt het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan vanwege strijd met de Crisis- en herstelwet.

NB:

Natura 2000
De Afdeling gaat inhoudelijk niet in op de door appellanten aangevoerde beroepsgronden over Natura 2000-gebieden, omdat het besluit tot vaststelling van het plan al vanwege andere beroepsgronden vernietigd wordt. De Afdeling geeft wel in overweging om bij een nieuw besluit over het plan het advies van de Commissie m.e.r. mee te nemen. In het MER staat dat de noodzakelijke maatregelen om de effecten van extra stikstofdepositie teniet te doen overgenomen zijn uit het PAS. Naar het oordeel van de Commissie is onzeker of aantasting van de natuurlijke kenmerken als gevolg van het voornemen, zijn uit te sluiten, omdat het PAS op het moment van de vaststelling van het plan nog niet in werking was getreden, en omdat onduidelijk is of de maatregelen exclusief kunnen worden ingezet voor het LPM.