ECLI:NL:RVS:2015:3284
Betreft | Bestemmingsplan ‘Zuidelijke randweg’ Borne |
---|---|
Datum uitspraak | 28-10-2015 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Borne, wegen, luchtkwaliteit, verkeersmodel, geluidhinder, actualiteit, stikstof |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201407537/1/R1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Als de tijd tussen het opstellen van het MER en het vaststellen van het bestemmingsplan beperkt is, en de achtergrondconcentraties relatief laag zijn, is niet aannemelijk dat de verkeersstromen erg zijn veranderd en kan het luchtkwaliteitonderzoek als voldoende actueel worden gezien.
- Het MER hoeft geen rekening te houden met mogelijke overtredingen van de maximale toegestane snelheid.
- Een MER hoeft niet expliciet aandacht te besteden aan een nieuw verkeersplein, als de cumulatieve milieugevolgen van verkeer op een weg die op het plein aansluit al in het MER zijn onderzocht.
Casus
Op 26 juni 2014 heeft de raad van de gemeente Borne het bestemmingsplan ‘Zuidelijke randweg’ vastgesteld. Het plan voorziet in een randweg aan de zuidkant van Borne om de kern van de gemeente te ontlasten, het nabijgelegen bedrijventerrein beter te ontsluiten en mogelijk een regionale functie te vervullen. Ter voorbereiding van het besluit is op 3 juni 2013 een milieueffectrapport (hierna: MER) uitgebracht, dat op 20 december 2013 is aangevuld.
Luchtkwaliteit
Appellanten vrezen dat de luchtkwaliteit in de omgeving ernstig zal verslechteren door het plan. Zij wijzen in dat verband op een verhoging van de concentraties fijnstof en stikstofdioxide ter plaatse van het perceel van een appellant. Het onderzoek van de raad is volgens hen op dat punt gebrekkig. Ook zijn ten onrechte de extra milieueffecten van het nieuwe verkeersplein voor het afwikkelen van verkeer van en naar Almelo en Hengelo niet onderzocht.
Andere appellanten zijn van mening dat het MER is gebaseerd op verouderde uitgangspunten voor de luchtkwaliteit, omdat geen rekening is gehouden met verschillende correcties, de feitelijke uitstoot van fijnstof en stikstofoxiden, en de cumulatie met de emissies van intensieve veehouderijen en industrie.
Daarnaast gaat het MER uit van verouderde gegevens over verkeersstromen en zijn enkele specifieke kenmerken van de randweg niet in aanmerking genomen, waardoor de luchtkwaliteit te gunstig is ingeschat.
Volgens de raad heeft het plan geen onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Geluidhinder
Appellanten voeren aan dat de geluidbelasting door het wegverkeer is onderschat. Volgens hen zal er meer verkeer zijn en zal het met een hogere snelheid rijden. Ook is ten onrechte geen rekening gehouden met een mogelijke randweg aan de westzijde van Borne en geen onderzoek gedaan naar extra geluidhinder door het gebruik van het verkeersplein. De geluidberekeningen zouden verouderd zijn.
Overwegingen van de bestuursrechter
Luchtkwaliteit
De Afdeling overweegt dat volgens het MER aan alle grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Er is uitgegaan van actuele regels, namelijk de grenswaarden uit bijlage 2 bij de Wet milieubeheer. De vormgeving van de weg in het plan is gelijk aan die waarvan in het MER is uitgegaan.
De Afdeling ziet geen aanleiding voor nieuwe metingen naar luchtkwaliteit. De Afdeling weegt daarbij mee dat de gemeente Borne als geheel relatief lage achtergrondconcentraties van stikstofdioxide en fijnstof kent – met uitzondering van de gebieden nabij de Rijkswegen A1 en A35 - en dat de berekeningsmodellen in het MER adequaat zijn. Het is niet aannemelijk dat de bestaande situatie te gunstig is ingeschat, omdat ook uit andere bronnen dan het MER blijkt de achtergrondconcentraties relatief laag zijn. Bij de achtergrondconcentraties is al rekening gehouden met cumulatie met aanwezige intensieve veehouderijen en industrie.
Volgens de Afdeling is het juist dat in het MER niet uitdrukkelijk aandacht is besteed aan het verkeersplein voor het afwikkelen van verkeer. De Zuidelijke randweg sluit via dat verkeersplein aan op de A1 en A35. Naar het oordeel van de Afdeling is het voldoende dat in het MER de cumulatieve gevolgen voor het milieu van verkeer op de Zuidelijke randweg en op de A1 en A35 onderzocht zijn. Door de raad is overtuigend uiteengezet dat de verkeerstromen op de A1 en A35 niet veel hoger zijn dan waar in het MER van uitgegaan is.
De Afdeling concludeert dat het MER ten aanzien van luchtkwaliteit voldoende actueel is. Omdat de tijd tussen het opstellen van het MER en het vaststellen van het bestemmingsplan beperkt is, is het naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat de feitelijke verkeersstromen erg zijn veranderd.
Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad er op het moment van vaststelling van het plan van uitgaan dat aan de luchtkwaliteitseisen wordt voldaan.
Geluidhinder
De Afdeling overweegt dat uit het MER blijkt voor een aantal woningen niet voldaan kan worden aan de hoogst toelaatbare waarde van 48 dB. Na het treffen van maatregelen, zoals vastgelegd in de planvoorschriften, kan wel aan die waarde voldaan worden.
In het MER is uitdrukkelijk rekening gehouden met cumulatieve effecten bij de mogelijke aanleg van de westelijke randweg en met het verkeer in de Deldensestraat. Ook is in het MER terecht uitgegaan van een gedeeltelijke verdiepte aanleg van de weg.
De Afdeling ziet geen reden om aan de juistheid van de berekeningen te twijfelen. Met betrekking tot extra geluidbelasting door grotere verkeersstromen verwijst de Afdeling naar hetgeen daarover onder ‘luchtkwaliteit’ is overwogen.
Bij de berekeningen hoeft geen rekening gehouden te worden met overtredingen van de maximaal toegestane snelheid.
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen ongegrond.