ECLI:NL:RVS:2015:3238

Betreft Omgevingsvergunning terminal Europoort
Datum uitspraak 21-10-2015
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden geluid, milieueffecten, Commissie voor de milieueffectrapportage, zienswijzen, Rotterdam
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201502908/1/A4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een appellant kan als belanghebbende worden aangemerkt als uit het MER blijkt dat het geluid als gevolg van het project bij de woning van appellant waarneembaar is.
  • Een duidelijke vergissing in de kennisgeving van het MER heeft geen gevolgen als in de kennisgeving over het bijbehorende ontwerpbesluit wel de juiste informatie vermeld is.
  • De Commissie m.e.r. is niet verplicht om zienswijzen bij haar adviezen te betrekken.
  • In het MER hoeft geen vergelijking gemaakt te worden tussen de milieueffecten van een project en die van een eerder voornemen van datzelfde project.

Casus

Op 12 juni 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland een omgevingsvergunning verleend voor een terminal voor het opslaan en doorvoeren van ruwe olie, stookolie, cutterstock en diesel in Rotterdam-Europoort. Gedurende de procedure is de gewenste opslagcapaciteit verhoogd van 3,2 naar 4,1 miljoen m3 olie en de doorvoercapaciteit van 40 naar 72 miljoen ton per jaar.

Ontvankelijkheid
Appellant stelt dat hij ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt door de rechtbank, omdat hij wel milieugevolgen van de vergunde inrichting meent te kunnen ondervinden.

Procedure
Appellant voert aan dat de totstandkoming van het MER, de publicatie daarvan en de toetsing door de commissie m.e.r. gebreken vertoont. In dat verband wijst hij er op dat in de kennisgeving van het MER ten onrechte de lagere opslagcapaciteit van 3,2 miljoen m3 per jaar is vermeld. Ook is hij van mening dat ten onrechte de zienswijzen niet in het advies van de Commissie m.e.r. zijn betrokken.

Toetsingsadvies
Hij meent ook dat het toetsingsadvies van de Commissie ten onrechte niet uitgaat van haar advies over de reikwijdte en het detailniveau (hierna: R&D). Een vergelijking van het voornemen uit de R&D-fase met het uiteindelijke voornemen levert volgens appellant meer inzicht in de milieugevolgen van de schaalvergroting.

Overwegingen van de bestuursrechter

Ontvankelijkheid
De Afdeling overweegt dat in het MER is vermeld dat het geluid van de tankterminal, met name het geluid van laden en lossen van de schepen, in Hoek van Holland waarneembaar zal zijn. Het college en het Havenbedrijf hebben ter zitting gesteld dat de geluidbelasting ter plaatse van de woning van appellant zal toenemen en dat de woning binnen de vastgestelde geluidzone ligt. Gelet hierop merkt de Afdeling appellant ondanks de afstand van 1,8 kilometer tot terminal daarom aan als belanghebbende.

Procedure
De Afdeling constateert dat geen wettelijke verplichting bestaat voor de Commissie m.e.r. om zienswijzen in haar advies te betrekken. Dat in de kennisgeving over het MER de onjuiste opslagcapaciteit is vermeld, is een duidelijke vergissing. In de kennisgeving over het ontwerpbesluit staat wel de juiste opslagcapaciteit vermeld. Nu over het ontwerpbesluit zienswijzen konden worden ingediend en appellant dit ook heeft gedaan, is het besluit zorgvuldig voorbereid.

Toetsingsadvies
De Afdeling overweegt dat het advies over de R&D van het MER een kader geeft voor het onderzoek dat gedaan moet worden. Het advies geeft aan welke onderwerpen in het MER moeten staan en hoe gedetailleerd het onderzoek moet zijn. In het toetsingsadvies over het MER adviseert de Commissie of het MER alle informatie bevat om een besluit over de aangevraagde omgevingsvergunning te kunnen nemen. Het MER beschrijft de milieugevolgen van de voorgenomen activiteit. Het is niet nodig om de milieugevolgen van de schaalvergroting ten opzichte van een eerder voornemen te beschrijven.

Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen ongegrond.