ECLI:NL:RVS:2015:2233
Betreft | Bestemmingsplan ‘Centrale Verwerkingsinstallatie Raaiende”, Horst aan de Maas |
---|---|
Datum uitspraak | 15-07-2015 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Overig (tussenuitspraak) |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, verwerking, installaties, Horst aan de Maas, alternatieven, laagfrequent geluid, trillingen, zand, nut en noodzaak, ontgrondingen |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201403103/1/R1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een plan-MER kan gebruikt worden voor de onderbouwing van het nut en de noodzaak van een plan.
- Het advies van de Commissie m.e.r. is van belang bij de trechtering van alternatieven.
- Als de uitvoering van een plan tot laagfrequent geluid kan leiden, moet in het MER worden onderzocht of ernstige hinder door laagfrequent geluid in woningen kan worden voorkomen.
Casus
Op 11 februari 2014 heeft de raad van de gemeente Horst aan de Maas het bestemmingsplan “Centrale Verwerkingsinstallatie Raaiende” vastgesteld. Op 18 februari 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een centrale verwerkingsinstallatie.
De besluiten maken de realisering mogelijk van een centrale verwerkingsinstallatie voor de verwerking tot bouwgrondstoffen van ruwe grondstoffen (hierna: toutvenant) die vrijkomen bij rivierverruimingsprojecten. Het is de bedoeling dat de verwerkingsinstallatie maximaal vijfentwintig jaar zal worden geëxploiteerd en dat het gebied daarna als natuur- en recreatiegebied wordt ingericht.
Nut en noodzaak
Appellanten voeren aan dat de verwerkingsinstallatie niet noodzakelijk is. In dat verband wijzen zij op de notitie “Nut en Noodzaak CVI Raaiende” van 6 januari 201 van bureau Witteveen + Bos. Daarin wordt geconcludeerd dat de verwerkingsinstallatie niet noodzakelijk is voor de hoogwaterveiligheid in het Zandmaasgebied. Ook verwijzen zij naar het deskundigenbericht waarin staat dat meer zal worden ontgrond dan nodig is voor realisatie van de haven bij de verwerkingsinstallatie. Zij menen daarom dat het plan alleen het commerciële belang van CVI Haven Raaiende dient. Dat bedrijf verwerkt zand en grind tot bouwgrondstoffen.
De raad meent dat de verwerkingsinstallatie noodzakelijk is voor de hoogwaterveiligheid in het Zandmaasgebied. Om die hoogwaterveiligheid te waarborgen, moet de rivier op een aantal plaatsen verruimd worden. Daarbij komt toutvenant vrij. Om het toutvenant te kunnen gebruiken moet het eerst worden verwerkt tot bouwgrondstoffen. Om overlast te beperken, kiest de raad voor verwerking op één locatie.
Alternatieven
Appellant voert verder aan dat er alternatieve havens zijn, zoals de bestaande havens van Venlo en Wanssum. Alternatieve locaties zijn niet op objectieve wijze onderzocht. Volgens hen heeft de grondpositie van CVI Haven Raaiende de doorslag gegeven voor deze locatie.
Geluid
Appellanten menen dat het akoestisch onderzoek ten onrechte uitgaat van van een maaiveldhoogte van 19 meter ter plaatse van de woningen, in plaats van enkele meters hoger. Zij menen dat de bronsterkte van de breekinstallatie hoger zou moeten zijn dan in het onderzoek vermeld.
Appellanten zijn bang voor veel overlast vanwege laagfrequent geluid.
Overwegingen van de bestuursrechter
Nut en noodzaak
De Afdeling stelt, onder verwijzing naar het plan-MER, dat het langs de Maas vrijkomende materiaal door de grote variatie in korrelgrootte niet zonder verwerking gebruikt kan worden. Daarom is een verwerkingsinstallatie nodig. In het plan-MER is onderbouwd waarom gekozen is voor een centrale stationaire verwerking in plaats van een drijvende installatie per project. De reden daarvan is namelijk dat het lokale wegenstelsel niet berekend is op de afvoer van grondstoffen en dat veel overlast in nabijgelegen dorpen zou ontstaan. De uitvoerbaarheid van de rivierverruimingsprojecten langs de Zandmaas zou daardoor ernstig in gevaar komen. Volgens de Afdeling doet de notitie van Witteveen+Bos niet af aan de noodzaak van de verwerkingsinstallatie. Het staat immers vast dat aanvullende rivierverruimende projecten nodig zijn waarbij toutvenant vrijkomt, ook al is nu onzeker of de drie genoemde projecten doorgaan en zo ja, in welke vorm.
Alternatieven
De Afdeling overweegt dat in het plan-MER drie locaties, waaronder de haven van Wanssum, zijn onderzocht. De haven van Venlo is vanwege de beperkte oppervlakte niet als reëel alternatief beoordeeld. In het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. staat dat het plan-MER een duidelijk en goed navolgbare onderbouwing van de locatiekeuze bevat en dat de gevolgen voor natuur, landschap en archeologie van de keuze voor deze locatie duidelijk in beeld zijn gebracht.
Geluid
Volgens de Afdeling bevat het onderzoek geen gebreken waardoor het niet aan het besluit ten grondslag gelegd kan worden. Volgens het deskundigenbericht is de bronsterkte voor de breekinstallatie realistisch en is de maaiveldhoogte correct.
Over laagfrequent geluid overweegt de Afdeling dat uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de verwerkingsinstallatie mogelijk tot laagfrequent geluid zal leiden. Momenteel zijn geen officiële normen en rekenmodellen beschikbaar voor laagfrequent geluid, maar wel zijn er richtlijnen. Gekozen is daarom voor kleinere ontwateringszeven en emissienormen in de omgevingsvergunning, maar ten onrechte is niet onderzocht of met die maatregelen wordt voorkomen dat ernstige hinder in woningen optreedt.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep over laagfrequent geluid gegrond, en draagt de raad en het college op de besluitvorming te wijzigen dan wel aan te vullen met een draagkrachtige motivering.