ECLI:NL:RVS:2015:2081

Betreft Bestemmingsplan ‘Geertjesgolf en Voorhaven”
Datum uitspraak 01-07-2015
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Overig (tussenuitspraak)
Trefwoorden bestemmingsplannen, alternatieven, nut en noodzaak, geluid, landschap, ontgrondingen, zand, belangenafweging
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201311005/1/R4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een plan-MER kan mede gebruikt worden voor de belangenafweging en de onderbouwing van het nut en de noodzaak van een plan.
  • Een onderzoek naar geluid waarin niet duidelijk is gemaakt waar en wanneer is gemeten, en onder welke windcondities, is onvoldoende om aan besluitvorming ten grondslag te leggen.
  • In het geval van hinder als gevolg van laagfrequent geluid moet het bevoegd gezag aangeven welke hinder het nog aanvaardbaar vindt en wanneer gehandhaafd wordt.

Casus

Op 24 september 2013 heeft de raad van de gemeente Beuningen het bestemmingsplan “Geertjesgolf en Voorhaven” vastgesteld. Dezelfde dag heeft de gemeente Druten het bestemmingsplan “Voorhaven Geertjesgolf” vastgesteld. Op 26 september 2013 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland een natuurbeschermingswetvergunning verleend voor de aanleg en het in werking hebben van een binnenhaven in de uiterwaarden van de Waal en het oprichten, in werking nemen en in werking houden van een zandwin- en klasseerinstallatie. Het college van gedeputeerde staten heeft op 21 oktober 2013 een ontgrondingenvergunning verleend aan Winruimte Geertjesgolf B.V.

Verder heeft het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Beuningen een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting en heeft het college van dijkgraaf en heemraden een vergunning krachtens de Waterwet verleend.

Belangenafweging
Appellanten voeren aan dat alleen of vooral de belangen van de initiatiefnemer zijn betrokken bij de besluitvorming over het bestemmingsplan. Ook menen zij dat de raad onder druk van het Rijk en de provincie heeft besloten en dat het plan in strijd is met eerdere besluiten van de raad.

Nut, noodzaak en alternatieven
Een appellant meent dat op de Nederlandse markt geen behoefte is aan zandwinning. Andere appellanten zien niet dat de ontgronding ter plaatse van de aan te leggen Oostplas nodig is om het projectdoel van 25 miljoen ton zand te behalen.

Geluid
Appellanten menen dat het geluidonderzoek niet voldoet aan de Handreiking industrielawaai, zodat de raad dit onderzoek niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen. Onder verwijzing naar het advies van de Commissie m.e.r. menen zij dat maatregelen ter voorkoming van geluidhinder bij een bepaalde woning en de aanleg van de een geluidswal van 900 meter langs de zuidzijde van de Voorhaven ten onrechte niet in het bestemmingsplan zijn verankerd. De exacte omvang en plek van de geluidwal is niet bekend. Een goed woon- en leefklimaat bij zijn woning is daarom niet verzekerd.

De raad meent dat de in de omgevingsvergunning opgenomen geluidwaarden de initiatiefnemer verplichten om een geluidwerende voorziening, zoals de geluidwal, aan te leggen. Appellanten vinden dat het college bij het besluit over de omgevingsvergunning niet genoeg onderzoek heeft gedaan naar geluid bij een hogere waterstand van de Waal. Ook vrezen zij geluidsoverlast door laagfrequent geluid in woningen. De omgevingsvergunning voorziet ten onrechte niet in maatregelen die dan genomen kunnen worden en ook is niet bekend bij welk geluidsniveau maatregelen genomen moeten worden.

Landschap
Appellanten zijn, onder verwijzing naar het advies van de Commissie m.e.r., van mening dat niet is nagegaan of mitigerende maatregelen nodig zijn om aantasting van het landschap te voorkomen.

Globale bestemming
Appellanten voeren aan dat de bestemming “Natuur” ruimere mogelijkheden biedt dan waar in diverse onderzoeken vanuit is gegaan. Zij pleiten voor een gedetailleerdere bestemming. Volgens de raad zijn in het MER de maximale milieugevolgen van de mogelijk gemaakte functies beschreven.

Overwegingen van de bestuursrechter
Belangenafweging
De Afdeling meent dat de raad een zelfstandige afweging heeft gemaakt en neemt daarbij in aanmerking dat aan het plan vele onderzoeken ten grondslag liggen, waaronder het “MER/SMB Zandwinning Winssen” (hierna: het MER). In het MER zijn diverse relevante belangen betrokken. Het is niet duidelijk welke eerdere raadsbesluiten appellanten bedoelen.

Nut, noodzaak en alternatieven
De Afdeling overweegt dat uit het deskundigenbericht blijkt dat landelijk behoefte is aan industriezand en dat de jaarlijkse opbrengst van het project Geertjesgolf niet groter zal zijn dan de in 2013 geïmporteerde hoeveelheid. Het project zal vijftien jaar lopen en door appellanten is niet aannemelijk gemaakt dat in die periode de behoefte aan industriezand zal afnemen of dat het aanbod aan industriezand veel groter wordt.

De Afdeling oordeelt dat het redelijk is dat de raad planologische ruimte biedt voor de winning van 25 miljoen ton industriezand. De voor- en nadelen van alternatieven daarvoor zijn in het MER afgewogen. Daaruit blijkt dat de ontgrondingen van zowel de aan te leggen Voorhaven, als op de aan te leggen Oost- en Westplas nodig zijn.

Geluid
De Afdeling overweegt dat de waterstanden zijn ontleend aan de maximale waterstand van de Waal bij Dodewaard: +9,5 m NAP. Op grond van het deskundigenbericht meent de Afdeling dat bij het bepalen van de representatieve bedrijfssituatie terecht van die waterstand is uitgegaan.

De Afdeling vindt het voldoende dat de hoogte van de geluidwal in het geluidonderzoek is vastgelegd en dat de plek globaal in het geluidonderzoek en de plantoelichting is bepaald.

De Afdeling overweegt verder dat diverse geluidmetingen hebben plaatsgevonden voor de bepaling van het referentieniveau. Uit het deskundigenbericht volgt echter dat in strijd met de Richtlijnen niet duidelijk is gemaakt waar en wanneer is gemeten en dat niet met verschillende windcondities is gemeten.

Over het laagfrequente geluid overweegt de Afdeling dat daar geen wettelijk voorgeschreven normen voor bestaan. Het te verwachten geluidniveau is berekend aan de hand van een geluidcurve van het vergelijkbare ontgrondingenproject Grensmaas. Indien de geluidwal wordt betrokken in de berekeningen zal naar het oordeel van de Afdeling geen onaanvaardbare hinder in de woningen door laagfrequent geluid ontstaan. Welke maatregelen genomen moeten worden om het laagfrequent geluid te verminderen, is afhankelijk van de omstandigheden. Dat is naar het oordeel van de Afdeling redelijk. Het is echter niet redelijk dat onbekend is welke waarden van laagfrequent geluid het college nog aanvaardbaar vindt en wanneer gehandhaafd wordt.

Landschap
De Afdeling acht het voldoende dat de raad de gevolgen voor het landschap in zijn afweging heeft betrokken en tijdens de zitting heeft verklaard dat de aarden wallen met groen zullen worden ingericht.

Globale bestemming
De Afdeling overweegt dat het toegestaan is om globale bestemmingen toe te kennen. Appellanten hebben in dit verband onvoldoende onderbouwd welke maximale planologische mogelijkheden zijn miskend.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep over het geluidonderzoek en het laagfrequent geluid gegrond, en draagt de raad en college op de besluitvorming te herstellen en de Afdeling en betrokken partijen op de hoogte te brengen van de uitkomst.