ECLI:NL:RVS:2013:CA2068

Betreft Varkenshouderij Oss
Datum uitspraak 05-06-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden varkenshouderij, vergunningen, Oss, m.e.r.-beoordeling
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201109112/1/A4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Conform vaste Afdelingsjurisprudentie wordt aan de hand van de aangevraagde uitbreiding van een veehouderij beoordeeld of de drempelwaarden van categorie 14 van onderdeel C en onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (1994) worden overschreden. De in de bestaande, ongewijzigde stallen gehouden dieraantallen blijven daarbij buiten beschouwing.
  • Een vormvrije m.e.r.-beoordeling mag niet achterwege worden gelaten met de stelling dat geen milieueffectrapport behoeft te worden gemaakt, omdat de veranderingen van de inrichting niet vallen onder onderdeel C en onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Casus

Op 12 juli 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders Wm-revisievergunning verleend voor een varkenshouderij in Oss.
Appellant betoogt dat ten onrechte geen milieueffectrapport is opgesteld. Hij voert aan dat de in de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 (zoals dit op deze zaak van toepassing was) de drempelwaarde waarboven het maken van een milieueffectrapport verplicht is, wordt overschreden. Ook hadden volgens hem bij de beoordeling of een milieueffectrapport had moeten worden gemaakt, de factoren als bedoeld in bijlage III van de M.e.r.-richtlijn moeten worden betrokken.

Overwegingen van de bestuursrechter
Dieraantallen in bestaande, ongewijzigde stallen buiten beschouwing
De Afdeling stelt vast dat de aangevraagde uitbreiding van de inrichting (nieuwe varkensstal) de drempelwaarden uit categorie 14 van onderdeel C en van onderdeel D van het Besluit m.e.r. 1994 niet overschrijdt. Om die reden bestond er op grond van het Besluit m.e.r. 1994 geen verplichting om een milieueffectrapport te maken of een m.e.r.-beoordeling te verrichten. De in de bestaande, ongewijzigde stallen gehouden dieraantallen zijn niet van belang voor het antwoord op de vraag of de drempelwaarden worden overschreden.

NB Dit is conform de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak. Zie bijvoorbeeld ook de Afdelingsuitspraken van 3 april 2013, zaaknr. 201205230/1/A4, 6 februari 2013, zaaknr. 201107379/1/A4, 30 maart 2011, zaaknr. 201006537/1/M2 en de Afdelingsuitspraak van 26 maart 2008, zaaknr. 200708006/1.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De inrichting is aan te merken als een project als bedoeld in bijlage II van de M.e.r.-richtlijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer ABRvS 17 maart 2010, zaaknr. 200904456/1/M2), moet gekeken worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het maken van een milieueffectrapport, ook al wordt de drempelwaarde in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet overschreden. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat het college dit heeft gedaan. In de considerans van het bestreden besluit is onder “Milieu-effectrapport” volstaan met de vaststelling dat geen milieueffectrapport behoeft te worden gemaakt, omdat de veranderingen niet vallen onder onderdeel C en onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994. Het bestreden besluit is daarmee niet deugdelijk gemotiveerd.

NB Kennelijk is in deze zaak nagelaten om middels een nader stuk of op de zitting te motiveren dat de factoren als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn geen aanleiding geven voor het opstellen van een milieueffectrapport. Was dit wel gemotiveerd, dan is het gelet op eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak denkbaar dat de Afdeling in dat geval de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten. Zie ABRvS 6 februari 2013, zaaknr. 201107379/1/A4.

Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het besluit.