ECLI:NL:RVS:2013:BY9259

Betreft Noordelijke Vaarverbinding Oldambt
Datum uitspraak 23-01-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden vaarwegen, bestemmingsplannen, m.e.r.-beoordeling, drempelwaarde
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201108042/1/R4
JM 2013, 44 met noot Hoevenaars

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als het feitelijk niet mogelijk is om een drempelwaarde van de D-lijst te overschrijden, dan hoeft in de planregels niet te worden vastgelegd dat gebruik dat de drempelwaarde overschrijdt is uitgesloten.

Casus

Op 25 mei 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oldambt het bestemmingsplan "Noordelijke Vaarverbinding Oldambt" vastgesteld. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de aanleg van de Noordelijke Vaarverbinding en de verbreding van de Oudlandseweg te Oldambt. De Noordelijke Vaarverbinding wordt gerealiseerd door een opwaardering van het Nieuwe Kanaal tussen Midwolda en Nieuwolda en door het verbinden van dit al bestaande Nieuwe Kanaal met het Winschoterdiep via het Oldambtmeer. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid voorziet het plan ook in de realisatie van een robuuste verbindingszone.

Appellanten betogen ten aanzien van m.e.r. dat een m.e.r.-beoordeling voor het plan had moeten worden gemaakt, omdat op grond van het plan een vaarweg kan worden gerealiseerd die kan worden bevaren door schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer. Weliswaar meldt de plantoelichting dat de vaarverbinding slechts 11 m breed en 1,6 m diep zal worden, maar deze beperking is niet neergelegd in de planregels en aan de plantoelichting komt geen bindende betekenis toe. Ook is onduidelijk welke categorie motorbootvaarroute van toepassing is. Uit de doorvaarthoogte van de bruggen kan worden afgeleid dat de vaarverbinding voor schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer geschikt is. Als het niet de bedoeling van de raad is geweest om de vaarweg geschikt te maken voor dit type schepen, dan had dit gebruik expliciet in het plan moeten worden uitgesloten.

Volgens de raad maakt het plan geen vaarverbinding mogelijk voor schepen met een laadvermogen van 900 ton. De Noordelijke Vaarverbinding is namelijk onderdeel van een grotere vaarverbinding die uitkomt op het Oldambtmeer. Dit meer is 1,6 meter diep en wordt toegankelijk gemaakt door middel van sluizen. Aan de noordzijde van de vaarverbinding is ruimte nodig voor het realiseren van waterstaatkundige werken binnen de bestemming "Waterstaat - Waterkering". Hierdoor is het technisch niet mogelijk om de vaarverbinding breder dan 11 m te realiseren. Gezien de afmetingen van schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer, de aanwezigheid van sluizen en de bocht die de vaarverbinding maakt, kunnen deze schepen geen gebruik maken van de vaarverbinding. Ook stelt de raad dat de vaarverbinding geschikt wordt gemaakt voor een DM-klasse, omdat deze klasse aansluit bij de klasse waarvoor het Oldambtmeer geschikt is. Er is gekozen voor hogere bruggen dan noodzakelijk voor deze klasse met het oog op de toegankelijkheid voor onderhoudsvaartuigen van de provincie en het waterschap.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat in de plantoelichting staat dat de nieuwe verbinding in oost-westelijke richting tot stand wordt gebracht door het graven van een nieuw stuk vaarweg direct ten noorden van Midwolda evenwijdig aan de Oudlandseweg. Het huidige Nieuwe Kanaal wordt geschikt gemaakt als vaarweg. Het Kanaal is nu te smal om boten te laten passeren en de vaardiepte is ontoereikend. Het Nieuwe Kanaal zal volgens de plantoelichting worden opgewaardeerd tot 11 m breed en 1,6 m diep.

De appellant heeft de uiteenzetting van de raad over de technische onmogelijkheid de vaarverbinding breder en dieper te realiseren dan in de plantoelichting staat, niet gemotiveerd bestreden. Ook heeft de appellant niet aannemelijk gemaakt dat de vaarweg bij de voorziene afmetingen en gezien de sluizen en de genoemde bocht wel kan worden bevaren door schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer. Daarom hoefde volgens de Afdeling in de planregels niet te worden vastgelegd dat het gebruik van de vaarverbinding voor schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer niet is toegestaan. Omdat de in categorie D3.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. genoemde drempelwaarde niet wordt overschreden, hoefde geen m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.
De betogen falen.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep deels gegrond en vernietigt een plandeel op een andere beroepsgrond.