ECLI:NL:RVS:2013:456
Betreft | Provinciaal wijzingingsplan Windpark Dintel en gemeentelijk bestemmingsplan Windpark Oud Dintel |
---|---|
Datum uitspraak | 24-07-2013 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | windenergie, windturbineparken, windturbines, inpassingsplan, bestemmingsplannen, Moerdijk, wijzigingsplan |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201209836/1/R3 en 201303381/1/R6 (zaaknr. 201209836/1/R3) |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Het feit dat voor verschillende projecten één MER is opgesteld, betekent niet dat ook één plan door één bestuursorgaan voor deze projecten tezamen moet worden vastgesteld.
- In toetsingsadviezen geeft de Commissie m.e.r. soms aanbevelingen voor het vervolgproces mee. Dit betreffen aanbevelingen die geen betrekking hebben op essentiële tekortkomingen in het MER. Het bevoegd gezag kan hiervan (gemotiveerd) afwijken.
NB De Commissie heeft over het MER geadviseerd onder projectnummer 2481. Het project behelst het realiseren van windturbines op een drietal locaties, genaamd “Windpark Dintel”. Het windturbinepark zal in totaal bestaan uit maximaal 13 windturbines met een totaal vermogen van 36 tot 39 MW. Voor een deel van het windpark is door gedeputeerde staten van Noord-Brabant een wijzigingsplan vastgesteld. Voor het andere deel van het windpark is door de gemeenteraad van Moerdijk een bestemmingsplan vastgesteld. Tegen zowel het provinciale als het gemeentelijke vaststellingsbesluit is beroep ingesteld. Op 24 juli 2013 heeft de Afdeling over de beroepen tegen beide besluiten uitspraak gedaan.
De Commissie m.e.r. heeft in haar toetsingsadvies geoordeeld dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER aanwezig is. Zij heeft derhalve een positief toetsingsadvies gegeven. Wel heeft de Commissie m.e.r. in haar advies aanbevelingen gedaan voor het vervolgproces. Een van deze aanbevelingen ziet op de verhouding tussen de ashoogte en de rotordiameter. In het MER wordt beschreven dat de optimale verhouding tussen ashoogte en rotordiameter 1:1,2 is. Een acceptabele bandbreedte voor de verhouding ashoogte:rotordiameter ligt tussen 1:1,0 en 1:1,5. Uit het MER blijkt dat de Vestas V112 een ashoogte van 84 of 94 meter heeft en een rotordiameter van 112 meter heeft. De verhouding varieert van 1:0,75 tot 1:0,84 en dat ligt verder buiten de in het MER aangegeven acceptabele bandbreedte. Een dergelijke grote afwijking van de optimale verhouding wordt als visueel minder aantrekkelijk ervaren. De Commissie m.e.r. is het daarom niet eens met de conclusie in het MER dat alle in het MER beschreven turbines binnen de acceptabele bandbreedte van ashoogte:rotordiameter = 1:1,0-1,5 vallen. In tegenstelling tot de onderzochte Vestas V90 zijn de Vestas V112 minder aantrekkelijk en zullen daarom een negatiever effect op het landschap hebben dan in het MER is beoordeeld. De Commissie m.e.r. heeft daarom aanbevolen om bij de uiteindelijke keuze voor windturbines deze ongunstige verhouding van de Vestas 112 mee te wegen.
Casus
Casus provinciaal wijzigingsplan
Op 27 augustus 2012 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het wijzigingsplan “Windpark Zuid-Dintel” vastgesteld. Het plan wijzigt het provinciale inpassingsplan “Agro & Food Cluster West-Brabant” en voorziet in de bouw van zeven windturbines met een maximale tiphoogte van 150 m.
Appellanten betogen dat het college ten onrechte het type windturbine Vestas V112 niet heeft uitgesloten in de planregels. Zij voeren aan dat de Commissie m.e.r. in haar toetsingsadvies heeft gesteld dat vanwege de ongunstige verhouding ashoogte/rotordiameter dit type turbine niet acceptabel is in het beeld van de omgeving. In de toelichting op het plan is dit advies evenwel terzijde geschoven met uitsluitend een verwijzing naar de mogelijke hogere energieopbrengst en verminderde CO2-uitstoot ervan. Volgens appellanten dient het initiatief op duurzaamheid gebaseerd te zijn. Tot de duurzaamheidstoets behoort niet alleen de winst voor het klimaat, maar behoren ook sociale, economische en milieuhygiënische aspecten. In dit verband voeren appellanten verder aan dat de keuze voor het type windturbine enkel is ingegeven door de CO2-reductie en de daarmee gepaard gaande subsidies. Hierdoor ontbreekt de economische prikkel om te kiezen voor een lager, stiller en meer rendabel turbinetype waarvoor minder of geen subsidie nodig is.
Appellanten betogen dat de windturbines die in dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt, tezamen met de windturbines binnen de gemeente Moerdijk in drie projecten zullen worden uitgevoerd. Volgens hen dient de uiteindelijke cluster windturbines als één geheel te worden gezien. Nu één MER is opgesteld ten behoeve van die drie initiatieven had volgens hen één besluit moeten worden genomen waarvoor één bestuursorgaan verantwoordelijk is.
Overwegingen van de bestuursrechter casus provinciaal wijzigingsplan
Overwegingen over het advies van de Commissie m.e.r.
De Afdeling stelt vast dat in paragraaf 2.1 van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. over de verhouding tussen ashoogte en rotordiameter is vermeld dat de Commissie m.e.r. het niet eens is met de conclusie in het MER. Deze conclusie behelst dat alle in het MER beschreven turbines vallen binnen de acceptabele bandbreedte van ashoogte:rotordiameter = 1:1,0-1,5 . De Commissie m.e.r. wijst erop dat het windturbinetype Vestas V112 een ashoogte van 84 of 94 meter heeft en bij een rotodiameter van 112 meter een verhouding van 1:0,75 - 0,84 heeft. Deze verhouding ligt verder buiten de in het MER aangegeven acceptabele bandbreedte. Een dergelijke grote afwijking van de optimale verhouding van 1:1,2 wordt visueel niet aantrekkelijk beschouwd. Verder wijst de Commissie m.e.r. er op dat in het MER wordt geconcludeerd dat dit windturbinetype een minder transparant effect heeft dan turbines met een in verhouding grotere rotordiameter.
Belangenafweging CO2-uitsoot en hogere energieopbrengst
Het college mag de winst met betrekking tot de verminderde CO2-uitstoot of de hogere energieopbrengst als een belang betrekken bij de belangenafweging die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden uitgevoerd.
Type windturbine en belangenafweging optimale verhouding van ashoogte tot rotordiameter en hogere energieopbrengst
De Afdeling stelt vast dat het college over het type windturbine heeft gesteld dat weliswaar het windturbinetype Vestas V112 ongunstiger scoort op het punt van de visuele hinder, maar dat deze turbine wel een beduidend betere energieopbrengst heeft dan andere windturbines. Verder heeft het college toegelicht dat het plan bijdraagt aan de doelstelling van het Rijk om vóór 2020 op nationaal niveau 6000 Megawatt aan windenergie te realiseren. Voorts draagt het bij aan de uitvoering van de Structuurvisie van Noord-Brabant waarin de productie van 320 Megawatt aan windenergie in 2020 als doel is geformuleerd. Vanwege deze doelstelling heeft het college er gezien de hogere energieopbrengst van de Vestas V112 voor gekozen om dit type niet uit te sluiten in de planregels.
Het college mocht in redelijkheid een groter gewicht hechten aan het belang van een hogere energieopbrengst dan aan het belang van een optimale verhouding van de ashoogte tot de rotordiameter. In redelijkheid mocht dan ook een windturbines van het type Vestas met een rotordiameter van 112 m in het plan mogelijk worden gemaakt.
Planvorming bij één MER
De Wro voorziet in mogelijkheden om voor het gehele door appellanten bedoelde gebied één plan vast te stellen door één bestuursorgaan. Echter, dit betekent niet dat nu voor de verschillende projecten één gezamenlijk MER is opgesteld, ook één plan door één bestuursorgaan had moeten worden vastgesteld.
Uitspraak provinciaal wijzigingsplan
De Afdeling verklaart de beroepen van de appellanten (deels) niet-ontvankelijk en voor het overige (deels) gegrond. De Afdeling vernietigt het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven.
Casus gemeentelijk bestemmingsplan
Op 7 februari 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk het bestemmingsplan “Windpark Oud Dintel” vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van minimaal vijf en maximaal zes windturbines in een lijnopstelling langs de Slobbegorsedijk te Heijningen, ten zuidoosten van de A29 en ten noorden van de rivier de Dintel.
Appellanten voeren onder meer aan dat in het MER ten onrechte de milieugevolgen zijn afgezet tegen de behaalde CO2-reductie. Volgens appellanten kunnen deze gevolgen niet tegen elkaar worden afgewogen en kan het doel van de reductie van CO2 niet worden bereikt met het bouwen van windturbines. Verder voeren appellanten aan dat windturbinetypes Vestas V112 niet in het plan mogelijk had moeten worden gemaakt, gezien de visueel ongunstige verhouding tussen de ashoogte en de rotordiameter. Ook menen zij dat de uiteindelijke cluster windturbines als één geheel moet worden gezien. Nu één MER is opgesteld ten behoeve van drie initiatieven had volgens hen één besluit worden genomen waarvoor één bestuursorgaan verantwoordelijk is. Zij betogen verder dat indien dit niet mogelijk is, in ieder geval de besluiten wat betreft inhoud en tijd op elkaar hadden moeten worden afgestemd.
Overwegingen van de bestuursrechter gemeentelijk bestemmingsplan
CO2-uitstoot
Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de te bouwen windturbines niet kunnen bijdragen aan een reductie van de uitstoot van CO2 door het opwekken van windenergie en dat het plan daarom geen enkel doel zou dienen. Verder mocht de gemeenteraad de winst met betrekking tot de verminderde CO2-uitstoot of de hogere energieopbrengsten als een belang betrekken bij de belangenafweging die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden uitgevoerd.
Type windturbine
De Afdeling overweegt dat het type windturbine volgens het MER niet een optimale verhouding tussen ashoogte en rotordiameter heeft en daarmee ongunstiger scoort op het punt van visuele hinder. Echter, volgens het MER heeft deze turbine wel een beduidend betere energieopbrengst dan andere windturbines. De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het belang van een optimale verhouding van de ashoogte tot de rotordiameter geen groter gewicht toekomt dan aan het belang van een hogere energieopbrengst. In redelijkheid mocht dan ook een windturbine van het type Vestas met een rotordiameter van 112 m in het plan mogelijk worden gemaakt.
Planvorming bij één MER
De Wro voorziet in mogelijkheden om voor het gehele door appellanten bedoelde gebied één plan vast te stellen door één bestuursorgaan. Echter, dit betekent niet dat nu voor de verschillende projecten één gezamenlijk MER is opgesteld, ook één plan door één bestuursorgaan had moeten worden vastgesteld.
Uitspraak gemeentelijk bestemmingsplan
De Afdeling verklaart de beroepen van de appellanten (deels) niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond.