ECLI:NL:RVS:2012:BY1045
Betreft | Buitengebied Geertruidenberg |
---|---|
Datum uitspraak | 24-10-2012 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, buitengebied, veehouderij, Natura 2000-gebieden, Geertruidenberg, passende beoordeling, stikstofdepositie, saldering |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201107891/1/R3 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Om aantasting van natuurlijke kenmerken op Natura 2000-gebieden uit te sluiten, is het niet voldoende om erop te wijzen dat de salderingsruimte in de zogenoemde depositiebank toereikend is ter compensatie van de toename van stikstofdepositie door het bestemmingsplan. Los van de vraag of de depositiebank een aanvaardbaar systeem is, moet een beroep op de depositiebank met concrete gegevens of een definitief besluit van het college van GS worden onderbouwd.
NB 1: De Commissie heeft geadviseerd over het plan-MER (2455)
NB 2: Zie voor eerdere uitspraak over depositiebank: Weg naar Wouw
Casus
Op 28 april 2011 heeft de gemeenteraad van Geertruidenberg het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld. Appellanten voeren onder andere aan dat in het plan-MER dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt, geen rekening is gehouden met de vergroting van het bouwvlak van een melkveehouderij tot 1,5 ha. Het plan-MER is niet meer actueel omdat het dateert van voor de gewijzigde vaststelling van het plan.
Een appellant voert daarnaast aan dat onduidelijk is of een mogelijke toename van stikstofdepositie leidt tot significante gevolgen voor de Natura 2000-gebieden 'Langstraat' en 'De Biesbosch'. Als geen toetsing aan de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant (Verordening stikstof) heeft plaatsgevonden, was bij de vaststelling van het plan onduidelijk of de mogelijke toename van stikstof gesaldeerd kon worden en of de vergroting van het bouwvlak uitvoerbaar is.
De gemeenteraad meent dat de vergroting van het bouwvlak mogelijk een effect kan hebben op de genoemde Natura 2000-gebieden. Daarom is een salderingsverzoek ingediend bij GS van Noord-Brabant op grond van de Verordening stikstof. Daarover hebben GS nog geen besluit genomen, maar volgens de raad was het saldo in de depositiebank toereikend voor lopende aanvragen.
Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens de Afdeling is in het plan-MER als uitgangspunt genomen dat bouwvlakken van grondgebonden agrarische bedrijven als melkveehouderijen mogen worden vergroot tot 2 ha. Bij de vaststelling van het plan is voor het perceel van de melkveehouderij in kwestie voorzien in een bouwvlak van 1,5 ha bij recht. Het plan voorziet door het vergrootte bouwvlak dus niet in een situatie die niet al in het plan-MER is meegenomen. Gelet hierop mocht de raad het plan-MER aan het plan ten grondslag leggen.
Vanwege mogelijke significante gevolgen op Natura 2000-gebieden is in de aanvulling op het plan-MER een Passende beoordeling opgenomen. De Passende beoordeling gaat ervan uit dat de uitbreiding van agrarische bedrijven alleen mogelijk is wanneer (per saldo) geen sprake is van een verdere toename van stikstofdepositie. In de praktijk zal dit voor een deel afhankelijk zijn van de uitwerking van het zogenoemde Stikstofakkoord en de Programmatische Aanpak Stikstof. Bij het plan-MER is de ‘Aanvulling op beoordeling stikstofdepositie’ als bijlage opgenomen. Daarin staat dat de stikstofdepositie in alle berekende situaties toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, per definitie een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden te verwachten is en de kritische depositiewaarde van de habitattypen met bijbehorende soorten wordt overschreden. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat de uitbreiding van het bedrijf een toename van ammoniakdepositie tot gevolg heeft. Deze toename van depositie zal worden gesaldeerd uit de depositiebank die door de provincie wordt beheerd. Door de saldering is geen negatief effect te verwachten op de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het bedrijf. De raad en de veehouder zien deze saldering als mitigerende maatregel.
Volgens de Afdeling kan uit de Passende beoordeling worden afgeleid dat de natuurlijke kenmerken door de voorgenomen uitbreiding van de veehouderij zullen worden aangetast. Daarom is een salderingsverzoek ingediend bij het college van GS. Het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan biedt geen inzicht in de vraag of met de saldering als mitigerende maatregel aan de voorwaarden van art. 19g, eerste lid, in samenhang met art. 19j, derde lid, Nbw kan worden voldaan. Ten tijde van het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan had het college van GS immers nog geen besluit over het salderingsverzoek genomen. De stelling van de gemeenteraad dat het saldo in de depositiebank toereikend was voor de lopende aanvragen, wordt niet met concrete gegevens of een besluit van het college van GS onderbouwt, nog daargelaten of de depositiebank op zichzelf een aanvaardbaar systeem is.
Gelet hierop is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd met art. 19j, derde lid, in samenhang met art. 19g, eerste lid, Nbw.
Ter zitting is erop gewezen dat het college van GS ondertussen een reservering heeft gemaakt voor de verzochte saldering. Deze reservering geldt voor een jaar en wordt pas definitief als alle benodigde vergunningen in werking treden. Ter zitting is gebleken dat verlenging van deze reservering is aangevraagd en dat een Nbw-vergunning is aangevraagd maar dat hierover nog geen besluit is genomen. Alleen al daarom kan niet op basis van concrete gegevens worden beoordeeld of is verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van de genoemde gebieden niet zullen worden aangetast. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Uitspraak
De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart het beroep gegrond met betrekking tot de vergroting van het betreffende bouwvlak. Ook een andere beroepsgrond slaagt. Het bestemmingsplan wordt vernietigd met betrekking tot de twee gegronde bezwaren, voor het overige blijft het bestemmingsplan in stand.