ECLI:NL:RVS:2012:BX9710

Betreft Bestemmingsplan spreiding coffeeshop - Köbbesweg
Datum uitspraak 10-10-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, ruimtelijke ordening, maximale mogelijkheden, Maastricht, stedelijke ontwikkelingsprojecten, vergunningen, zienswijzen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201112936/1/T1/R1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De enkele omstandigheid dat achtergronddocumenten worden genoemd in een MER, maakt niet dat ze bij het ontwerpbesluit ter inzage moeten worden gelegd.
  • Het is in strijd met de Opiumwet om de verkoop van softdrugs in het planologische kader te reguleren.

NB De Commissie heeft over het MER dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan geadviseerd (P 2243). De Commissie oordeelde positief over de aanwezige informatie in het MER, maar adviseerde wel de effecten te monitoren omdat het verplaatsen van de coffeeshops ook een negatief effect op de omzet van winkels in het centrum kan hebben.

Casus

De gemeente Maastricht is bezig met het wegbestemmen van coffeeshops uit het centrum van de stad naar locaties buiten het stadscentrum en op afstand van woongebieden. Deze locaties zijn bedoeld voor bezoekers van buiten de stad. In dit geval is een bestemmingsplan aan de orde voor drie coffeeshops op een bedrijventerrein langs de A2, op de hoek van de Köbbesweg. Het plan is vastgesteld op 27 september 2011. Naast het college van B en W van de gemeente Eijsden-Margraten hebben ook bestuursorganen van gemeenten in België beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Daarnaast hebben ook andere appellanten beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid
De Belgische gemeenten voeren aan dat de verplaatsing van de coffeeshops naar de locatie gelegen langs de A2 zal leiden tot een toename van het drugsgebruik en overlast in de gemeenten in België.
Volgens de gemeenteraad van Maastricht kunnen de bestuursorganen van de Belgische gemeenten niet als belanghebbende worden aangemerkt. De gemeenten bevinden zich bovendien op te grote afstand waardoor er geen effecten van het bestemmingsplan op de betreffende gemeenten te verwachten zijn.

Terinzagelegging rapporten bij het MER
Aangevoerd wordt dat rapporten waarnaar het MER verwijst, niet ter inzage hebben gelegen. Dit is in strijd met artikel 3:11 Awb. Hierin staat in het eerste lid dat het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die rederlijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, ter inzage legt.

Planregels
Het college van B en W van de gemeente Eijsden-Margraten en anderen voeren aan dat door het vaststellen van het bestemmingsplan, de verkoop van softdrugs wordt toegestaan hetgeen in strijd is met de Opiumwet. De gemeenteraad van Maastricht zegt dat zij uitsluitend de verplaatsing wenst te regelen.

Nut en noodzaak
In het MER is beschreven wat het effect is van de coffeeshops op de huidige plaats in het centrum van Maastricht. Er is sprake van overlast door verkeer en gebruikers van softdrugs omdat in het centrum bewoners en bezoekers van de coffeeshops beiden aanwezig zijn. Daarom wil de raad de coffeeshops verplaatsen naar de randen van de stad zodat de overlast effectiever kan worden aangepakt. De locatie waarop het bestemmingsplan Köbbesweg zich richt, is gelegen op een bedrijventerrein. De raad is van mening dat het toezicht er beter is dan in de stad en dat zo bezoekers en bewoners van elkaar worden gescheiden.
Appellanten vinden niet dat het noodzakelijk is de coffeeshops te verplaatsen. Ze menen dat door de verplaatsing van zeven coffeeshops naar drie locaties de problemen juist geclusterd worden en groter kunnen worden.
Volgens appellanten blijkt uit onderzoek dat de coffeeshops beter kunnen worden gesloten. Volgens de raad bestaat de kans dat er juist meer criminaliteit ontstaat.

Uitvoerbaarheid
Appellanten voeren aan dat het onzeker is of het plan uitvoerbaar is omdat door de invoering van de wietpas de coffeeshops niet meer vrijwillig willen meewerken. De coffeeshophouders schijnen niet de kosten van het plan op zich te willen nemen.

Overwegingen van de bestuursrechter
Ad ontvankelijkheid
De Afdeling oordeelt dat een afstand van 1.200 m tot 12 km tussen de Belgische gemeenten en het plangebied te groot is om als belanghebbende te worden aangemerkt. Het beroep van deze gemeenten is niet-ontvankelijk. Overigens gaat de Afdeling niet in op de aangevoerde grond van de gemeenteraad dat deze bestuursorganen überhaupt niet als bestuursorganen in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt.

Ad terinzagelegging rapporten bij het MER
De Afdeling oordeelt over de terinzagelegging van in het MER genoemde rapporten dat dit ten onrechte wordt aangevoerd. Enkele rapporten zijn opgesteld voor het MER over het bedrijventerrein waar de drie coffeeshops nu bestemd zijn. Dat deze rapporten in het MER worden genoemd, leidt er niet toe dat zij ook ter inzage moeten liggen omdat ze slechts als achtergronddocumenten moeten worden gezien. Met betrekking tot het dassenonderzoek heeft er wel een memo ter inzage gelegen. Artikel 3:11 Awb wordt niet geschonden.

Ad planregels
De Afdeling heeft eerder overwogen (21 april 2004, zaaknr. 200304861/1) dat het in strijd is met de Opiumwet om de verkoop van softdrugs in het planologische kader te reguleren. Omdat het besluit de verkoop van softdrugs planologisch mogelijk maakt, is het in strijd met de Opiumwet. Artikel 1 uit het bestemmingsplan bevat de zinsnede dat onder coffeeshop een horecabedrijf wordt verstaan met als eventuele nevenactiviteit het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende middelen. Het artikel wordt vernietigd ten aanzien van verdovende en/of hallucinerende middelen.
Het gevolg hiervan is dat de verkoop feitelijk verboden is. De gemeente zal waarschijnlijk nog steeds de verkoop van softdrugs gedogen, mits wordt voldaan aan bepaalde criteria. De raad heeft bij de vaststelling van het plan rekening mogen houden met de verkoop van softdrugs volgens de Afdeling.

Ad nut en noodzaak
De Afdeling stelt de raad in het gelijk dat verplaatsing van de coffeeshops uit het centrum bewoners en bezoekers van coffeeshops van elkaar scheidt. De verplaatsing van zeven coffeeshops leidt tot spreiding ongeacht of deze zeven vervolgens worden geclusterd op drie locaties. Volgens de Afdeling heeft de raad voldoende gemotiveerd waarom er is afgeweken van het rapport waaruit blijkt dat sluiting van coffeeshops de meest effectieve maatregel is.

Ad uitvoerbaarheid
Door de ontwikkelingen in het landelijk beleid over softdrugs waarbij bezoek aan coffeeshops wordt beperkt tot diegenen die in Nederland wonen (invoering wietpas), ligt het in de lijn der verwachting dat bezoekersaantallen zullen dalen. Dit heeft de raad niet genoeg meegenomen bij de vraag of de coffeeshophouders de kosten van de verplaatsing kunnen betalen.

Uitspraak
De Afdeling doet een tussenuitspraak waarbij de gemeenteraad de gelegenheid krijgt het besluit te herstellen ten aanzien van de uitvoerbaarheid door de invoering van de wietpas. Ook heeft de Afdeling al aangegeven het besluit tot vaststelling te vernietigen in de einduitspraak met betrekking tot de definitie van coffeeshop waarin de verkoop van softdrugs is opgenomen.