ECLI:NL:RVS:2012:BX5932
Betreft | Wm-vergunning Enci |
---|---|
Datum uitspraak | 29-08-2012 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | m.e.r.-beoordelingsplicht, milieuvergunningen, Natura 2000-gebieden, samenhang, grensoverschrijdende milieueffecten |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201001848/1/T1/A4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Als sprake is van samenhangende activiteiten moet één MER voor deze activiteiten worden opgesteld. Als in plaats daarvan twee MER-en zijn gemaakt, mogen deze voor de besluitvorming over de activiteiten worden gebruikt, mits de milieugevolgen van deze activiteiten in samenhang in een MER zijn bezien.
- Bij de milieuvergunningverlening hoeft geen rekening te worden gehouden met nationale emissieplafonds in het kader van de NEC-richtlijn.
- De effecten van een project op Natura 2000-gebieden buiten Nederland moeten in een milieuvergunningprocedure worden beoordeeld, bij gebrek aan andere nationale wetgeving waarbinnen dit moet worden gedaan.
Opm. 1: Adviezen van de Commisse m.e.r.: kalksteenwinning (2039-112) en klinker- en cementproductie (2143-70)
Opm. 2: In tegenstelling tot hetgeen in de uitspraak wordt aangegeven, gaat het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. niet in op de samenhang met de kalksteenwinning. In het toetsingsadvies over het MER kalksteenwinning heeft de Commissie m.e.r. juist kritiek geuit op het feit dat twee verschillende m.e.r.-procedures werden doorgelopen.
Opm. 3: De m.e.r.-beroepsgrond in deze uitspraak is wel gegrond, maar de Afdeling verbindt hier geen gevolgen aan. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat deze uitspraak een zogenoemde tussenuitspraak betreft.
Casus
Op 5 januari hebben Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Limburg een Wm-vergunning verleend aan Enci voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor klinker- en cementproductie. Hiertegen heeft de Stichting Enci Stop beroep ingesteld. Ook Enci heeft beroep ingesteld tegen enkele voorschriften uit de milieuvergunning. De vergunning is aangevraagd voordat de Wabo in werking trad. Er is dus sprake van oud recht.
Het beroep van Enci
Enci heeft beroep ingesteld tegen het vergunningvoorschrift over stofemissies dat GS in de vergunning hebben opgenomen. Hierbij hebben GS de norm overgenomen op grond van de NeR in plaats van de norm uit het BREF Cement en kalk. Daarnaast hebben GS in de vergunning opgenomen dat Enci met hogere emissiewaarden mag werken, als niet kosteneffectief kan worden voldaan aan de norm voor stofemissie.
Het beroep van Stichting Enci Stop (SES)
-
- MER
Enci had verschillende vergunningen aangevraagd, namelijk een milieuvergunning, een ontgrondingsvergunning en een grondwatervergunning. Volgens SES had één MER moeten worden opgesteld waarin de activiteiten van deze vergunningen gezamenlijk werden beoordeeld. Er zijn twee verschillende MER-en opgesteld, te weten één voor de klinker- en cementproductie en één voor de kalksteenwinning. - NEC-richtlijn
Volgens SES had GS moeten vaststellen hoeveel klinker-en cementproductie bijdraagt aan het overschrijden van de nationale emissieplafonds die zijn vastgesteld voor NOx en SO2. Omdat de Afdeling een prejudiciële vraag had gesteld aan het Europese Hof van Justitie over een andere, vergelijkbare kwestie heeft de Afdeling de behandeling van deze zaak uitgesteld totdat duidelijk was hoe rekening moet worden gehouden met de nationale emissieplafonds. Deze uitspraak is op 26 mei 2011 door het Hof van Justitie van de EU gedaan (HvJ 26 mei 2011, C-165/09 tot en met 167/09) - Effecten op natuurgebieden door stikstofdepositie
SES meent dat ten onrechte niet is onderzocht of de stikstofdepositie door de klinker- en cementproductie negatieve effecten kan hebben op Natura 2000-gebieden in Nederland en België. Daarom hadden volgens SES in de milieuvergunning strengere eisen moeten worden gesteld aan de emissie van NOx en SO2.
- MER
Overwegingen van de bestuursrechter
Het beroep van ENCI
Op grond van het oude art. 8.11 Wm moest het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbinden die nodig zijn om de nadelige gevolgen voor het milieu van de inrichting zoveel mogelijk te beperken. Deze bepaling is nu opgenomen in art. 2.22 en 2.14 Wabo en art. 5.3 en art. 5.4 Bor. De Afdeling overweegt dat GS op grond van art. 8.11 Wm (oud) impliciet verplicht zijn om te bepalen welke haalbare voorschriften in de vergunning moeten worden opgenomen. Het vergunningvoorschrift voor de stofemissies is niet voldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.
Het beroep van SES
-
- MER
De Afdeling oordeelt dat inderdaad sprake is van samenhangende activiteiten. De activiteiten vinden in elkaars nabijheid plaats en het kalksteen wordt ten behoeve van de klinker- en cementproductie gewonnen. Er had dus één MER moeten worden opgesteld waarin de activiteiten klinker- en cementproductie en kalksteenwinning gezamenlijk worden beoordeeld. Deze beroepsgrond slaagt.
De Afdeling is ook van mening dat de milieugevolgen van beide activiteiten wel goed zijn onderzocht. De kalksteenwinning is mede beoordeeld in het MER klinker- en cementindustrie waardoor de activiteiten voldoende in samenhang zijn onderzocht. Dat twee MER-en zijn opgesteld, leidt volgens de Afdeling niet tot de conclusie dat de samenhang niet voldoende is onderzocht. De Afdeling verwijst ook naar het advies van de Commissie m.e.r., dat stelt dat in het MER klinker- en cementproductie de essentiële informatie aanwezig is voor het meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming (zie opm. 2 hierboven). - NEC-richtlijn
De Afdeling oordeelde in de uitspraken van 30 november 2011 (200708144/1/M1-A, 200800181/1/M1-A en 200803143/1/M1-A) dat het bevoegd gezag dat bij verlening van een milieuvergunning geen rekening hoeft te houden met de nationale emissieplafonds. GS hoefden ook in dit geval bij het besluit op de aanvraag van ENCI geen rekening te houden met de emissieplafonds van de NEC-richtlijn. - Effecten op natuurgebieden door stikstofdepositie
De Afdeling oordeelt dat in de procedure van de milieuvergunning geen rekening hoeft te worden gehouden met de Natura 2000-gebieden in Nederland. Daarvoor is immers een aparte procedure op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Met betrekking tot Natura 2000-gebieden die in België liggen is dat anders. Daarvoor biedt de Natuurbeschermingswet 1998 geen procedure. GS hadden daarom bij de verlening van de Wm-vergunning moeten onderzoeken of er gelet op artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn significante negatieve effecten van stikstofdepositie zijn te verwachten op Natura 2000-gebieden in België. Aangezien GS geen Passende beoordeling hebben opgesteld waarin dit wordt onderzocht, slaagt deze beroepsgrond.
- MER
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen van Enci en SES gegrond. Dit betreft het vergunningvoorschrift, de m.e.r.-procedure en de mogelijke effecten op Natura 2000 in België. Ook zijn met succes gronden aangevoerd over technische fouten in de vergunning, zoals de bij emissie van zwaveldioxide, ammoniak, en minimalisatieverplichte stoffen dioxinen, furanen en PAK’s. Hierover heeft de STAB geadviseerd. De Afdeling bestuursrechtspraak geeft GS de gelegenheid de fouten herstellen.