ECLI:NL:RVS:2012:BW3862

Betreft Bestemmingsplan Warandepoort
Datum uitspraak 25-04-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - enkelvoudig
Trefwoorden woningbouw, Oosterhout, drempelwaarde, m.e.r.-beoordelingsplicht, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), samenhang
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201104746/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Ook onder de drempelwaarden van de D-lijst moet worden bezien of er dusdanige milieugevolgen zijn dat er een m.e.r.(-beoordelings)plicht geldt.

Casus

Bij besluit van 15 februari 2011 heeft de gemeenteraad van Oosterhout het bestemmingsplan “Warandepoort” vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 109 woningen en bijbehorende voorzieningen in de woonwijk Warandepoort mogelijk. Tijdens de beroepsprocedure hadden appellanten een voorlopige voorziening aangevraagd. Er zijn meerdere beroepsgronden aangevoerd die in deze samenvatting niet worden behandeld omdat ze niet over m.e.r. gaan.

Over m.e.r. voeren appellanten aan dat er een m.e.r. had moeten worden uitgevoerd. Daartoe stellen zij dat het plan in samenhang met de realisering van het bestemmingsplan "Slotjes" ten noordoosten van het plangebied had moet worden beoordeeld. Zij voeren aan dat het bestemmingsplan "Slotjes" een ruimtelijke en planologische relatie heeft met het bestemmingsplan Warandepoort dat het plan, gelet op de aard en ligging van het plangebied, zodanig omvangrijke milieueffecten heeft dat ten onrechte geen MER is gemaakt.

De gemeenteraad stelt dat van de gestelde samenhang tussen het plan en bestemmingsplan "Slotjes" geen sprake is, nu deze plannen door zowel het Wilhelminakanaal als de Europaweg worden gescheiden. Voorts voorziet het plan "Slotjes" in de sloop van 650 woningen en de bouw van 950 woningen, wat leidt tot een toename van het aantal woningen met 300. In het thans voorliggende plan wordt voorzien in de bouw van 109 woningen. Over deze gronden heeft voorzitter van Afdeling in een voorlopige voorzieningprocedure reeds een voorlopig oordeel gegeven (zie de uitspraak van 14 september 2011, zaaknr. 201104746/2). De Afdeling bevestigt op dit punt het oordeel van de voorzitter.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling sluit zich aan bij het oordeel van de Voorzitter in de uitspraak van 14 september 2011. Volgens de voorzitter zou er ook wanneer sprake is van samenhang tussen de woningbouwgebieden (190 en 300 woningen) er nog geen verplichting zou zijn tot het uitvoeren van een m.e.r.. De drempelwaardes die in het Besluit m.e.r. zijn opgenomen van 4000 en 2000 woningen worden niet overschreden waardoor er respectievelijk geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht is. Voorts hebben appellanten niet onderbouwd dat, ondanks het feit dat de omvang van het project ruim onder de drempelwaarden blijft toch een MER dan wel een m.e.r.-beoordeling had moeten worden gemaakt.

Uitspraak
De beroepsgrond die betrekking had op m.e.r. en ook die op luchtkwaliteit slagen niet. De beroepsgrond die ziet op de bestemming “wonen” en aanduiding “gestapeld” in de planregels slaagt wel. Het besluit wordt voor deze onderdelen vernietigd. Voor het overige zijn de beroepen ongegrond.