ECLI:NL:RVS:2011:BU8876
Betreft | Bestemmingsplan Lage Heideweg |
---|---|
Datum uitspraak | 16-12-2011 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Overig (tussenuitspraak) |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, Valkenswaard, samenhang, mitigerende maatregelen, doorwerking |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200909837/1/T1/R4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Er is geen sprake van samenhang tussen twee projecten als los van het ene project voldoende aanleiding bestond voor de aanleg van het andere. Daarvoor is nodig dat beide projecten ook zonder elkaar een zinvolle functie hebben.
- Een intentieverklaring tussen verschillende bestuursorganen over een tracé staat niet in de weg aan de vaststelling van het bestemmingsplan waarin een ander tracé wordt vastgelegd, als dat andere tracé het resultaat van het MER is.
- Het bevoegd gezag mag mitigerende maatregelen voor flora en fauna die volgens het MER noodzakelijk zijn, niet ongemotiveerd uit het plan weglaten.
Opm. De Commissie m.e.r. heeft hierover geadviseerd in project P1726.
Casus
Op 26 november 2009 is door de gemeenteraad van Valkenswaard het Bestemmingsplan “Lage Heideweg” vastgesteld. Dit plan voorziet in de aanleg van een weg die het toekomstige woongebied Lage Heide, voorheen Valkenswaard-Zuid, moet ontsluiten. De nieuw aan te leggen weg verbindt de N397 met de N69. Het plan heeft ook tot doel de leefbaarheid in de kernen Dommelen en Valkenswaard te verbeteren. Er is een MER opgesteld ten behoeve van het voorontwerp van het bestemmingsplan. De volgende beroepsgronden met betrekking tot m.e.r. zijn naar voren gebracht.
Noodzaak
Appellanten voeren aan dat er geen noodzaak meer is voor de aanleg van de Lage Heideweg omdat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan “Valkenswaard-Zuid” is vernietigd door de Afdeling.
De gemeenteraad van Valkenswaard stelt dat de Lage Heideweg allereerst moet leiden tot minder verkeersdruk in de kernen van Valkenswaard en Dommelen en op de Bergeijksedijk/Fressevenweg in Bergeijk. De ontsluiting van “Valkenswaard-Zuid” speelt een belangrijke, maar geen uitsluitende rol.
Samenhang
Volgens appellanten kan de Lage Heideweg niet los van de N69 worden beoordeeld. De weg kan niet als lokale gebiedsontsluitingsweg beschouwd worden, zeker niet wanneer deze wordt doorgetrokken naar de A67. Er had een integrale oplossing moeten worden gekozen. Door de aanleg van de Lage Heideweg afzonderlijk te beoordelen wordt vooruitgelopen op het MER voor de N69.
De gemeenteraad wijst erop dat gekozen is voor de Lage Heideweg vrijwillig een MER te laten opstellen. Deze weg is primair bedoeld om de verkeersproblemen in Valkenwaard-Zuidwest op te lossen. Het besluit staat los van de besluitvorming over de N69 zodat een uitgebreidere m.e.r. niet vereist is. De raad stelt dat er voor de besluitvorming over de N69 een aparte studie zal worden uitgevoerd.
Intentieverklaring
Appellanten voeren aan dat het tracé afwijkt van het tracé uit een eerder getekende intentieverklaring.
De gemeenteraad voert aan dat het huidige tracé is gebaseerd op de uitkomst van het MER en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek. Dit onderzoek moest nog worden uitgevoerd ten tijde van de intentieverklaring.
Alternatieven
Appellant meent dat zijn belang te weinig is meegewogen in de alternatieventoets en meent dat zijn voorstel voor verschuiving onterecht niet is onderzocht.
Volgens de gemeenteraad zijn verschillende varianten onderzocht en getoetst op milieueffecten. De variant van appellant is niet gewenst gelet op het beekdal, de bij deze variant benodigde omleidingsroute en de ontsluiting van de woonwijk Lage Heide.
Mitigerende maatregelen
Appellanten voeren aan dat uit het advies van de Commissie voor de m.e.r. blijkt dat negatieve gevolgen op het Natura 2000-gebied niet significant zijn, mits mitigerende maatregelen worden getroffen. Hieronder valt ook het vervangen van de huidige brug over de Keersop. Dit is ook opgenomen in de Habitattoets en de aanvraag voor een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.
Volgens de raad blijft de huidige brug, naast de nieuwe brug, bestaan voor langzaam verkeer en worden er maatregelen aan de brug genomen om de situatie voor kritische soorten als de beekprik, te verbeteren.
Overwegingen van de bestuursrechter
Noodzaak
In het MER zijn meerdere argumenten voor de aanleg van de Lage Heideweg opgenomen. Uit het MER blijkt dat het in het bestemmingsplan opgenomen alternatief het meest milieuvriendelijke alternatief (mma) is. Volgens de Afdeling heeft dat de raad aannemelijk gemaakt reden te hebben om het bestemmingsplan “Lage Heideweg” vast te stellen los van het bestemmingsplan “Valkenswaard-Zuid”.
Samenhang
Los van de aanleg van de N69 is er volgens de Afdeling voldoende aanleiding voor de aanleg van de Lage Heideweg. Het is aannemelijk dat de Lage Heideweg ook zonder de aanleg van de N69 een zinvolle functie heeft. Er is daarom geen aanleiding te oordelen dat van de aanleg van de Lage Heideweg moet worden afgezien, omdat de procedure voor de N69 nog niet is begonnen.
Intentieverklaring
De Afdeling meent dat de intentieverklaring tussen verschillende gemeenten, regio en provincie met betrekking tot het tracé niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan gelet op het feit dat het tracé het resultaat van het MER is.
Alternatieven
De Afdeling overweegt dat er in het MER verschillende alternatieven zijn onderzocht. Er is door de raad gekozen voor het mma. Vervolgens heeft de raad de door omwonende aangedragen alternatieven laten onderzoeken. Deze alternatieven verplaatsen problemen en scoren lager op verkeerskundige effecten en op het gebied van natuur en landschap.
Mitigerende maatregelen
Naar aanleiding van het richtlijnenadvies van de Commissie voor de m.e.r. is er een aanvullende habitattoets uitgevoerd. De Afdeling overweegt dat de raad zich op basis van het rapport “Aanvulling Habitattoets” terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied “Groote Heide – De Plateaux” niet zullen worden aangetast als mitigerende maatregelen worden doorgevoerd.
De raad kan het plan niet vaststellen als op voorhand duidelijk was dat de Flora- en faunawet (Ffw) aan het plan in de weg staat. In de Aanvulling MER en Aanvulling Habitattoets wordt uitgegaan van mitigerende maatregelen ter bescherming van beschermde soorten. De aanvraag voor een Ffw-ontheffing gaat ervan uit dat –als mitigerende maatregel- de bestaande brug wordt afgebroken. Het vastgestelde bestemmingsplan gaat daar echter niet vanuit. De raad heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Uitspraak
Gebruikmakend van de bestuurlijke lus heeft de Afdeling een tussenuitspraak gedaan. In het besluit is niet deugdelijk gemotiveerd waarom de Ffw niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. De raad kan het besluit repareren door binnen zestien weken een nadere motivering te geven dan wel het besluit te wijzigen waarna het bekend moet worden gemaakt.
Er is inmiddels een einduitspraak (zaaknr. 200909837/1/R4 d.d. 29-8-2012).